Steeds minder stadsvogels
Tussen 1989 en 2008 groeide de bebouwde oppervlakte met 16%, zo blijkt uit cijfers van CBS. 14% va het landoppervlak is nu bebouwd. Er is steeds minder plek voor vogels in de stad, zo blijkt uit de vogelbalans 2016 van SOVON. Niet alleen wordt er veel gebouwd, ook het stedelijk groen verandert. Om onderhoudskosten te verminderen veranderen struwelen in oud parkbos of gazons.
Nestgelegenheid
Die opruimwoede zorgt ervoor dat boom- en struikvogels minder nestgelegenheid vinden. Insectenrijke soorten als wilg, eik, berk en meidoorn, belangrijk voor vogels, verdwijnen. En in tuinen worden struiken en hagen steeds vaker vervangen door stenen en schuttingen.
Uit de cijfers blijkt dat het vooral boom- en struikvogels zijn die achteruit gaan. De grootste verliezers zijn spotvogel, kneu, fitis en staartmees, aldus het rapport Zelfs soorten als merel en zanglijster nemen af. De huismus neemt al jaren af in aantal - de soort is uit veel woonwijken verdwenen - maar die teruggang lijkt nu gestopt.
Nieuwe soorten
Er komen ook nieuwe soorten in de stad. Roofvogels als de sperwer bijvoorbeeld is uit bossen vrijwel verdwenen. Die vind je vaker in de stad. Er zijn steden waar de grauwe gans broedt. En op platte daken broeden soorten als de kleine mantelmeeuw, zilvermeeuw en visdief. Soms vind je er ook een stormmeeuw, kokmeeuw of kleine plevier. Vooral de scholekster doet het goed op het platte dak. In 2009 broedde ongeveer 4% van de Nederlandse scholeksters in stedelijk gebied.
Om gemeenten, woningbouwverenigingen en bewoners meer inzicht te geven in de aantallen vogels ontwikkelt Sovon in opdracht van de Vogelbescherming de Stadsvogelindicator. Met die indicator kun je de resultaten van je buurt, stad of dorp vergelijken met andere vergelijkbare locaties in het land. Die stadsvogelindicator wordt begin 2017 gelanceerd. De vogelbalans is op zaterdag 26 november gepresenteerd op de Landelijke Dag van Sovon.
(Bron foto: Pixabay)