Beregening op maat
Inleiding
Sensoren
De vertaling van de meetwaarde naar volumepercentage vocht geschiedt door kalibratie. Deze kalibratie is voor elke grondsoort anders en hangt met name af van de bodemtextuur. De bodemtextuur wordt samengevat door een pF-curve, die voor een specifieke grondsoort de relatie tussen zuigspanning en volumepercentage vocht beschrijft.
Naast volumepercentage kan een bodemvochtstation nog meer zaken meten als luchttemperatuur en druk, bodemtemperatuur, zonnestraling en soms relatieve luchtvochtigheid en neerslag. Bij sensoren is de installatie van cruciaal belang voor twee redenen; ten eerste moet de sensor goed contact maken met de bodem voor betrouwbare metingen en ten tweede moet de sensor op een representatieve plek op het perceel geïnstalleerd zijn.
Adviesmodellen
In adviesprogramma’s worden verschillende gegevens modelmatig gecombineerd om te komen tot een advies voor beregening. Denk hierbij aan weersvoorspellingen, historisch weer / buienradar, bodemkaarten, maar ook data uit bodemvochtsensoren. Het model rekent een bodemvochtbalans uit op basis van bodemtextuur, neerslag, verdamping, drainage, grondwaterstand, infiltratie en andere gegevens.
Het bodemvochtgehalte wordt vertaald naar een zuigspanningswaarde volgende de pF-curve die bij een specifieke grondsoort hoort. Elk gewas heeft een kritische zuigspanningswaarde, waarbij er aanvulling van vocht via beregening nodig is om te voorkomen dat het gewas verwelkt. Aan de hand van de bodemtextuur wordt de actuele zuigspanning berekend en vergeleken met de kritische zuigspanning van een gewas. Hiermee wordt bepaald hoeveel vocht er middels irrigatie bijgegeven moet worden afhankelijk van gewastype en groeifase. De worteldiepte verschilt per groeifase en bij het beregeningsadvies wordt rekening gehouden met de worteldiepte voor het meten van het bodemvocht.