Een eiwit bestaat uit aminozuren. Een ander woord voor eiwit is proteïne. Er zijn dierlijke en plantaardige eiwitten.
Wat is de functie van eiwit in het lichaam?
Eiwitten dienen vooral als bouwstof, maar kunnen ook als brandstof gebruikt worden.
Eiwitten zijn geen reservestof. Ze worden dus niet in het lichaam opgeslagen.
Elf soorten aminozuren kan je lichaam zelf maken uit andere aminozuren, dit zijn niet-essentiële aminozuren. De aminozuren die je wél via je voeding en drinken moet binnenkrijgen omdat je ze niet zelf kunt maken heten essentiële aminozuren, dit zijn er negen.
Eiwitten zijn een bouwstof. Alle cellen in je lichaam bevatten eiwit. Het lichaam bouwt zelf eiwit voor nieuwe cellen (voor bijvoorbeeld groei bij kinderen). Er is ook eiwit nodig voor het vernieuwen van bestaande cellen. Er wordt hiervoor eiwit hergebruikt. Maar er gaan ook aminozuren verloren. Daarom moet je eiwitten aanvullen.
Eiwitten zijn betrokken bij regelprocessen. Enzymen, afweerstoffen, hormonen, hemoglobine en receptoreiwitten zijn hier voorbeelden van.
Eiwitten zijn ook een brandstof, ze leveren dus energie. Het lichaam benut de calorieën (energie) uit eiwit iets minder goed dan die uit koolhydraten en vetten.
Waaruit bestaan eiwitten?
In totaal kan eiwit in eten 22 verschillende soorten aminozuren bevatten. Een aminozuur bevat een amine (NH2), een carboxyl-(zuur)groep (COOH) en een restketen (R) die voor elk aminozuur anders is.
Eiwitten in de procestechnologie
In de eiwittransitie is procestechnologie erg belangrijk. Procectechnologie richt zich op manieren om voedsel te verwerken zodat hier nieuwe voedselproducten uit gemaakt kunnen worden, zoals fermenteren, extraheren, distilleren en milde conservering. Melkeiwit bestaat voor 80% uit het ‘langzame’ caseïne-eiwit en voor 20% uit het ‘snelle’ wei-eiwit. Deze eiwitten zijn belangrijk in de procestechnologie.