In de nertsenhouderij gaat het uitsluitend om de Amerikaanse nerts, waarvan de houderij omstreeks 1930 in N.W. Europa begon. Nertsen worden gehouden in (half) open stallen of in gesloten stallen. In de maand maart vindt de paring plaats tussen de reuen en teven.
Eind april/mei worden de jongen geboren (gemiddeld 5.5 pups per moederdier). Families worden zoveel mogelijk tot aan de pelstijd (medio november) bij elkaar gehouden. De jonge dieren kunnen met of zonder de moeder samenblijven in een grotere groep, of worden op traditionele wijze in reu-teef paren gehuisvest. Weinig bedrijven laten moeder en alle pups tot het pelzen bij elkaar. De moeder wordt na het spenen altijd met een of meerdere van haar pups gehuisvest.
In dit dossier worden de belangrijkste welzijnsproblemen bij nertsen besproken. Welzijnsproblemen bij nertsen hangen grotendeels samen met spenen op jonge leeftijd, beperkt foerageergedrag, prikkelarme omgeving, groepshuisvesting, uitval van pups, en voerbeperking in de winterperiode.
Zie het Welfare Quality dossier voor meer informatie over het meten van welzijn aan de hand van dierkenmerken.