De meeste voedingsmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong bevatten van nature nauwelijks zout. Zo’n 10.000 jaar geleden, toen landbouw en veeteelt hun entree maakten, ging de mens zout toevoegen aan voedsel om het langer houdbaar te maken. Met de opkomst van de industriële voedselbereiding nam het gebruik van zout in voeding grote vormen aan.
Dossier
Zout
Begin hier
Vroeger en nu
Smaak en technologie
Zout is in de voedselbereiding vooral een smaakmaker en een smaakversterker. De smaak van producten wordt intenser door toevoegen van keukenzout. De mens blijkt al op zeer jonge leeftijd een voorkeur voor de zoute smaak zelf te ontwikkelen. Een smaak waaraan men gewend raakt.
Zoutreductie
Hoewel de meeste mensen weten dat te zout eten slecht is voor de gezondheid, daalt de dagelijkse zoutconsumptie niet. Dit is vooral te wijten aan de manier waarop Nederlanders dit zout binnenkrijgen: bijna 80% is aanwezig in gekochte voedingsmiddelen, de andere 20% voegt men in de keuken of aan tafel nog toe
Initiatieven zoutreductie
De Nederlandse overheid heeft zoutreductie opgenomen in haar gezondheidsbeleid. Vanaf 1 januari 2013 vermeldt de Warenwet een lager maximum zoutgehalte in brood. In januari 2014 is met de branche-verenigingen in levensmiddelenindustrie, -handel en horeca een akkoord gesloten over de verbetering van de productsamenstelling (o.a. verlaging zoutgehalte) in de periode 2014-2020
Aanbevelingen
Jarenlang gold in Nederland het advies om maximaal 9 gram keukenzout per dag te consumeren. In 2006 is dit advies door de Gezondheidsraad verscherpt tot een aanbeveling van maximaal 6 gram per dag. De WHO hanteert een aanbeveling van maximaal 5 gram per dag.