Aanpak zoönosen: hele samenleving verantwoordelijk
Onderwerp
Zoönosen aanpak
Interessant voor
Melkveehouder, Varkenshouder, Pluimveehouder
Het coronavirus hield de wereld al bijna een jaar in de greep, toen eind oktober 2020 bij een Nederlands pluimveebedrijf in Altforst een hoog pathogene variant van vogelgriep opdook. Inmiddels zijn we elf uitbraken bij commerciële pluimveebedrijven verder. De langste ophokplicht die we tot nu toe kenden werd recent opgeheven.
We zagen in eerdere jaren uitbraken van vogelgriep, maar ook de uitbraak van bijvoorbeeld Q-koorts in 2008-2009. Hoogleraar Van der Poel en zijn team onderzoeken uitbraken van deze en andere zoönosen om hier in de toekomst beter op in te spelen. En dan blijkt dat er bij dierziekten veel meer dan alleen biologische factoren een rol speelt.
Hoogleraar Van der Poel is er in dit artikel in Nieuwe Oogst van overtuigd: “Als je een pandemie zoals COVID-19 wil voorkomen, dan moet je je richten op zoönosen. Want circa 70 procent van de nieuwe virussen bij mensen heeft zijn oorsprong in dieren.”
Aanpak vogelgriep
Wat er in Nederland nu gebeurt bij de aanpak van zoönosen is vooral gericht op beheersing en bestrijding op de korte termijn, aldus Van der Poel. Zo is er in Nederland een gedegen monitoringssysteem voor een zoönose als vogelgriep. Dat systeem richt zich zowel op commerciële pluimveebedrijven als wilde vogels. Gegevens die voortkomen uit dat monitoringssysteem worden uitgewisseld met omringende landen.
Bij een daadwerkelijke uitbraak van vogelgriep zijn er een aantal maatregelen die worden ingezet. Ruiming van het besmette bedrijf, vervoersverboden en een ophokplicht zijn maatregelen die diep ingrijpen in de sector. Ook is er een aangescherpte meldplicht: pluimveehouders moeten uitval onder hun dieren eerder melden bij de NVWA. Zo worden besmettingen met vogelgriep eerder ontdekt.
Hygiëne en onderzoek
Van der Poel stelt dat op korte termijn nog winst is te behalen door nog betere hygiënemaatregelen bij veehouderijbedrijven, veetransport en in de rest van de voedselproductieketen.
Daarnaast blijft onderzoek nodig. Onderzoek naar betere vaccins en betere vaccinatiestrategieën. Onderzoek naar snellere identificatie van ziekteverwekkers. En onderzoek naar snellere ontwikkeling en productie van vaccins. “We hebben nu binnen een jaar vaccins tegen corona ontwikkeld. Dat werd twintig jaar geleden nog voor onmogelijk gehouden”, geeft Van der Poel aan.
Menselijk gedrag
Maar bestrijding van zoönosen gaat veel verder dan dat, stelt van der Poel. Hij vindt dat structurele oplossingen breder moeten worden gezocht, want menselijk handelen heeft een veel grotere impact dan we denken. Van der Poel zegt dat de manier waarop we dieren houden en transporteren, ons reisgedrag en de klimaatverandering bijdragen aan uitbraken van zoönosen.
Meer dieren verhoogt het risico op een zoönose. Daarnaast hebben veranderingen in management in de dierhouderij grote gevolgen voor de mate van contact tussen dieren en mensen. “Zo ontstond Q-koorts”, zegt Van der Poel. “Door het grootschalig houden van melkgeiten zonder vooraf goed te bekijken welke zoönosen met de mest in de omgeving terecht kunnen komen.”
Klimaatverandering en zoönosen
We zien andere ziekteverwekkers opduiken door de klimaatverandering, geeft Van der Poel aan. Ziekteoverdragende insecten verplaatsen of vergroten hun leefgebied naar Nederland, omdat het hier langzaam warmer wordt. Het westnijlvirus is daar een voorbeeld van, een zoönose die bij paarden voorkomt. Het virus wordt overgebracht door muggen. Vorig jaar werd voor het eerst een infectie met dit virus gevonden bij een persoon die het opliep in Nederland. “Daarom is het belangrijk om de klimaatverandering hoge prioriteit te geven. We moeten de opwarming van de aarde tegengaan”, aldus Van der Poel.
Gehele samenleving is verantwoordelijk
Het is tijd dat we met elkaar kijken naar structurele oplossingen. Van der Poel ziet uiteindelijk een duurzamere en circulaire landbouw als oplossing. “Dat is niet gemakkelijk. Een duurzaam systeem betekent niet direct een hogere productie, terwijl de wereldbevolking en de vraag naar dierlijke producten blijft toenemen. Dat is een groot en wereldwijd vraagstuk. Het gaat niet om een probleem van de landbouw, maar van de gehele samenleving."