Aardappel, knolgewas van wereldformaat
Toen in de 16e eeuw de aardappel vanuit Zuid Amerika in de kloosterhoven en botanische tuinen terecht kwam, werd het niet onmiddellijk als voedselbron gezien. Het werd wel door botanici, zoals Carolus Clusius uit Leiden, beschreven en door Europa verspreid. Pas in de 18e eeuw, toen er hongersnood was doordat graanoogsten mislukten, wilden leiders een ander eetbaar gewas laten telen. De brochure vertelt dat boeren echter niet gemakkelijk te overtuigen waren om aardappels te telen, en hoe dit uiteindelijk toch gelukt is.
Protestantse immigranten introduceerden de aardappel omstreeks 1700 in Nederland en werd het kleinschalig geteeld. In Friesland vond rond 1760 de aardappelteelt voor het eerst op grotere schaal plaats. Pas aan het begin van de 19e eeuw stond bij grote delen van de Europese bevolking aardappel op het menu.
Veredeling in Nederland
De brochure besteedt uitgebreid aandacht aan de aardappel veredeling in Nederland. De eerste aardappelrassen ontstonden doordat men gezonde zaailingen in zieke teelten ontdekte, en kwamen er namen zoals Stoelenmatters, Muiskens en Krukjes. Later werd er gerichter geselecteerd en gekruist en met name door de nauwe samenwerking tussen hobbykwekers en onderzoek was de aardappelveredeling succesvol in de tweede helft van de vorige eeuw.
Aangezien de ziekteresistentie, opbrengst en kwaliteit van Europese aardappelrassen te gering was moest de genetische basis van nieuwe rassen breder worden. Hiervoor werden expedities naar Latijns-Amerika georganiseerd om landrassen en wilde verwanten te verzamelen, die in veredelingsprogramma’s gebruikt konden worden. De CGN aardappel collectie omvat 1400 herkomsten uit Latijns-Amerika die beschikbaar zijn voor onderzoek en veredeling.
Lees meer over de aardappel in de vernieuwde brochure 'Aardappel, knolgewas van wereldformaat'.
(Bron foto: CGN)