Aardappel, kurk van de Nederlandse akkerbouw
De Nederlandse akkerbouw is divers. In 2017 was in totaal 972.000 ha land in gebruik voor akkerbouw. Dit areaal omvatte 205.000 ha mais en 247.000 ha tijdelijk grasland. En het merendeel (90%) van die akkerbouwgrond licht in acht onderscheiden akkerbouwgebieden, zo blijkt uit de 'Schets van de akkerbouw in Nederland'. De belangrijkste akkerbouwgebieden zijn de Zuidelijke zandgebieden en löss (19%), het Zuidwestelijk kleigebied (18%), IJsselmeerpolders en Noord-Holland (11%), de Noordelijk zand- en dalgronden (11%) en het Noordelijke kleigebied (10%).
Akkerbouwgebieden
Wageningen Economic Research heeft in opdracht van Wereld Natuur Fonds (WWF-NL) de akkerbouwsector in Nederland in beeld gebracht. De onlangs verschenen notitie beschrijft de belangrijkste akkerbouwgebieden, de karakteristieken zoals geteelde gewassen en bouwplan. In de notitie wordt ook beschreven hoe de akkerbouwbedrijven hun inkomen verwerven uit producten, subsidies en toeslagen. En er wordt aandacht besteed aan drukfactoren, factoren die natuur en biodiversiteit kunnen beïnvloeden, denk aan rustgewassen, bemesting en gewasbescherming.
Uit de notitie blijkt dat het Zuidwestelijk kleigebied als akkerbouwgebied het grootste aandeel akkerbouwgewassen kent. De belangrijkste akkerbouwgewassen in Nederland zijn granen,aardappelen, suikerbieten en groenten, waaronder uien. Omdat de akkerbouw gemiddeld 50% van het inkomen uit de aardappel haalt, wordt dit wel de kurk van de Nederlandse akkerbouw genoemd. De aardappel domineert het bouwplan in de meeste akkerbouwgebieden in Nederland. De opstellers van de notitie schrijven dat de aardappelteelt in Nederland een vorm van topsport is, waarbij nauwe samenwerking met het gehele kenniscomplex essentieel is.
Biologisch
Een deel van de akkerbouw in Nederland is biologisch. Biologische akkerbouwbedrijven, die een ruimer bouwplant kennen, komen met name in Flevoland veel voor omdat de bodemvruchtbaarheid daar van nature goed is en de onkruiddruk laag. Uit de notitie blijkt ook dat sommige akkerbouwers een vorm van natuurbeheer uitvoeren. Akkerbouwers krijgen daarvoor een vergoeding. Op 17% is er één vorm van natuurbeheer en op 9% zelfs twee vormen. Maar op 70% van de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven vindt geen enkele vorm van natuurbeheer plaats, zo blijkt uit het rapport.
Biodiversiteit
In het rapport wordt aandacht besteed aan factoren die van invloed zijn op biodiversiteit zoals het aandeel rustgewassen, bemesting en gewasbescherming. Granen en grasland worden als een rustgewas beschouwd. In 2017 bestond bijna 40% van het bouwplan uit rustgewassen. Dat aandeel was het grootst in het Noordelijk kleigebied (51%), het Rivierkleigebied( 47%) het Zuidwestelijke kleigebied (44%). Maar tussen 2007 en 2017 is het totaal areaal rustgewassen wel afgenomen van 214.000 naar 174.000 ha, een daling van bijna 20%.
De notitie vermeldt twee soorten getallen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dat verbruik wordt uitgedrukt in kilo's werkzame stof of in milieubelastingspunten (MBP). Zo valt bij de aardappelteelt het relatief hoge fungicidengebruik op vanwege de bestrijding van Phytophthoraen en de relatief hoge milieubelasting in het compartiment oppervlaktewater. Bij granen en graszaad is het gebruik van middelen en de daarbij behorende milieubelasting relatief laag.
(Bron foto: Shutterstock)