Nieuws

Beëindigings­regeling voor veehouderij­bedrijven, werkt dat?

Bron foto: CreativeNature_nl, iStock (iStock)
Samenvatting
  • Onderwerp
    beëindigings-regelingen
  • Interessant voor
    Veehouders
Bekijk de bronnen
De politiek zet fors in op een regeling voor bedrijfsbeëindiging van veehouderijbedrijven als oplossing voor de stikstofcrisis. Het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) onderzocht eerdere beëindigingsregelingen op effectiviteit. Op basis daarvan zet het PBL vraagtekens bij de effectiviteit van de huidige beëindigingsregeling, vanwege de hoge ambities en het korte tijdsbestek.

Vanaf 1999 telde Nederland 11 beëindigingsregelingen binnen de veehouderij, waarvan sommigen nog lopen. Het kleinste budget was € 8 miljoen. De huidige opkoopregeling heeft het grootste budget: € 970 miljoen. Daarnaast is in het coalitieakkoord van Rutte IV nog eens 7,4 miljard euro gereserveerd om veehouderijen te sluiten.  

De huidige opkoopregeling en de reservering van het kabinet moet een flinke stap zijn in het behalen van de stikstofdoelen in 2030. Het uitkopen van veehouderijen is het belangrijkste instrument, de budgetten voor bijvoorbeeld innovatie en extensivering zijn veel kleiner.  

Groot budget, meer deelname? 

Het PBL schrijft in het rapport dat een groter budget niet automatisch leidt tot een evenredig groter aantal deelnemers aan de regeling. Door eerdere beëindigingsregelingen zijn veel oudere veehouders zonder opvolger al gestopt. Dat betekent dat huidige bedrijven meer toekomstbestendig zijn dan het geval was bij eerdere regelingen. Gedurende de looptijd van de regeling zal het steeds moeilijker en kostbaarder worden om deze bedrijven te laten deelnemen. Juist ook omdat voor de blijvers het economische perspectief verbetert als andere bedrijven stoppen.  

Nauwelijks ervaring met onteigening 

De verplichting om te stoppen is een optie binnen de huidige regeling, als het kabinet vindt dat vrijwillige beëindiging onvoldoende oplevert. Er is nauwelijks ervaring met een dergelijke verplichting en daarmee zijn ook de effecten onbekend. Eén effect is echter nu al wel waarneembaar: de maatschappelijke discussie die deze dwingende maatregel oproept.  

Als de overheid onteigening gaat inzetten, is dat aan strenge voorwaarden gebonden. Zo moet de overheid aantonen dat het stoppen noodzakelijk is voor het behalen van de klimaatdoelen en dat een alternatief ontbreekt. Vooral dat laatste lijkt lastig, aldus de onderzoekers van PBL.  

Bij iedere onteigening moet een rechter beoordelen of aan alle voorwaarden is voldaan. Dit kan leiden tot jarenlange juridische procedures. En is onteigening terecht? Dan lijkt het twijfelachtig of daarna de verminderde stikstofdepositie weer (deels) kan worden uitgegeven voor bijvoorbeeld bouwactiviteiten.  

Omstandigheden nu anders 

Veehouders doen niet alleen mee aan een stoppersregeling als de financiële vergoeding ruim voldoende is, blijkt uit vorige regelingen. In het verleden waren een slecht economisch vooruitzicht en verscherpte milieuregels de doorslaggevende factoren. De verscherpte milieuregels stelden boeren voor de keuze om de investeren of te stoppen.  

Nu zijn de omstandigheden anders: de economische vooruitzichten zijn niet ronduit slecht en zijn zeer verschillend per bedrijf en sector. En verscherpte milieueisen zijn er nu niet, al komen die er wel aan. Het eindigen van de derogatie is al zeker en de verwachting is dat per 2025 de eisen aan de uitstoot via stallen aangescherpt worden.  

Wat ook meespeelt bij de keuze om wel of niet te stoppen, is dat het perspectief dat het kabinet biedt aan de blijvers. Dat gebeurt via innovatiesubsidies en afwaardering van grond. Stoppen wordt hierdoor relatief minder aantrekkelijk.  

Twijfels over haalbaarheid 

Ondanks alle kanttekeningen ziet het PBL dat gerichte beëindiging van veehouderijbedrijven een effectief middel zou kan zijn voor natuurherstel. Het biedt namelijk de mogelijkheid om in één keer meerdere knelpunten weg te nemen. Niet alleen de stikstofdepositie, maar ook verbetering van de waterkwaliteit en het vergroten van het leefgebied van dieren en planten. De onderzoekers vinden daarom de eenzijdige focus op de stikstofdoelen riskant, want het is onduidelijk hoe deze regeling gaat bijdragen aan de bredere Europese eisen voor natuurkwaliteit.  

De vraag is echter of die gerichtheid mogelijk is binnen het korte tijdsbestek. Vooral in het advies van bemiddelaar Johan Remkes ligt een grote tijdsdruk op het beëindigen of verplaatsen van piekbelasters, dit zou binnen 1 jaar moeten gebeuren. Is dan gerichtheid en zorgvuldigheid gewaarborgd?  

Tot slot verwachten de onderzoekers dat de verhouding tussen overheid en burger verder onder druk zal komen, door de tijdsdruk en de mogelijkheid van onteigening. Lees het PBL adviesrapport in de Kennisbank.