Beplantingsmethode Ruyten tegen verschraling
De Ruytenmethode bepaalt al waar en welke boom of struik tot volle wasdom mag komen. In het artikel Het wordt wijken of blijven voor de integrale beplantingsmethode wordt de levensvatbaarheid van methode van Frits Ruyten wel ter discussie gesteld. Zo kennen niet alle beheerders de methode, vinden zij het ingewikkeld, vindt men de methode aanvankelijk te duur en is te lezen dat de methode nergens echt zuiver is toegepast.
Aanplant versus onderhoud
De aanplant volgens de 'nieuwe' methode is inderdaad prijziger dan volgens de 'oude'/gangbare blijver-wijker-methode, gezien in de Ruyten’leer’ wordt gewerkt met ouder materiaal. Het onderhoud -zo is eerder uit onderzoek gebleken- is echter voordeliger. Volgens de gangbare methode moet veel onderhoudssnoei plaatsvinden en wordt het grootste deel van de aanplant uiteindelijk gekapt (zie Groen Kennisnetartikel Integrale beplantingsmethode biedt voordelen). Dit intensieve (specialistische) onderhoud levert veel verkeer op.
Plannen voor ethiek
In een eerder artikel in Stad+Groen (Boompje Groot, plantertje niet dood) gaat Ruyten zelf in op de verschillen tussen zijn methode en de wijker-blijver-methode. Dit doet hij aan de hand van het Prins Bernhardbos waar volgens beide methoden is aangeplant. In zijn rapport/proefschrift De Integrale Beplantingsmethode zet hij vraagtekens bij al dat snoeien en kappen.
Zo schrijft hij: 'Een plant 'weet' toch ook wel hoe te groeien en stopt daar toch ook een keer mee? Was de eindgrootte dan niet te voorzien? Zou de benodigde ruimte voor de vrije uitgroei niet op een of andere manier volgens een methode zijn te plannen? Zijn er wellicht aan planten 'rechten' toe te schrijven om ongeschonden uit te groeien, wanneer in beginsel tot een vrije uitgroei besloten was? Moet hiervoor niet een 'plantenethiek' te ontwikkelen zijn?'.
Integraal
In zijn methode gaat Ruyten uit van maximale uitgroei. Het 'integrale' houdt onder meer in dat wordt gewerkt volgens een samenhangend stelsel van aanvangsgrootte, plantafstand en sortiment van planten. Daarbij (zie eerdere Stad+Groen-artikel) gaat Ruyten ook uit van uitgebreide plantenkennis bij alle disciplines, 'in elk geval kennis van de groeicurven van plantmateriaal'. Ook wil Ruyten, als het op 'integraal' werken aankomt, uitgaan van verbeterd overleg tussen de verschillende gespecialiseerde gemeenteafdelingen.
Volgens een landschapsarchitect, tevens aanhanger van de Ruyten-methode en geciteerd in het meest recente Stad+Groen-artikel, werken gemeenten nog met teveel verschillende potjes. 'Men durft niet naar de werkelijke beheerskosten te kijken, ook niet naar de interne kosten die bij dit beheer horen. Men bespaart liever op de afzonderlijke budgetten, waardoor de kwaliteit steeds verder achteruitgaat en de beheersvraag blijft bestaan'. Samen met andere architecten wil hij de Ruyten-methode propageren.
Van de integrale beplantingsmethode is een visualisatie beschikbaar, gemaakt door Ruyten en Alterra (Integrale beplantingsmethode met visualisatie in Salix). Meer over deze film en de beplantingsmethode is ook te lezen in het artikel Kwalitatief volwassen groen én goedkoop in beheer in vakblad Vitale Groene Stad.
(Bron foto: Thinkstock)