Betere biestverdeling met alternerend zogen
Biest of colostrum, de melk die een zeug de eerste 45 uur na een worp produceert, is van essentieel belang voor biggen. Biest bevat de voor een big noodzakelijke afweerstoffen, energie en groeifactoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van het maag-darmstelsel van de big. Het is voor biggen belangrijk dat ze zo snel mogelijk na de geboorte voldoende biest binnen krijgen. Een minimale opname van 180 gram biest/kg geboortegewicht is noodzakelijk, schrijft vakblad Management&Techniek in een artikel over alternerend zogen.
Grote toom
Een probleem is dat bij een grote toom biggen niet alle biggen voldoende biest binnen krijgen. Door selectie op de vruchtbaarheid in de zeugenhouderij in de laatste decennia is het aantal levend geboren biggen per toom sterk toegenomen. Het gevaar bestaat dan dat biggen niet voldoende biest krijgen. Dat gevaar is groter voor biggen met een klein geboortegewicht.
Afweerstoffen
Voor biggen is het belangrijk dat ze zo snel mogelijk voldoende biest binnenkrijgen omdat de biggendarm maar enkele uren doorlaatbaar is voor de afweerstoffen in de biest. Na 12 tot 36 uur is die doorlaatbaarheid verdwenen. Omdat de concentratie aan immunoglobulinen in de biest - die een belangrijke rol spelen bij de afweer - vrij snel daalt, moeten laatstgeboren biggen groter hoeveelheid biest opnemen. En die biggen moeten bovendien concurreren met de eerder geboren biggen. Bij een grote toom is kraammanagement daarom belangrijk.
Alternerend zogen
Door het toepassen van 'split suckling' of alternerend zogen, waarbij je biggen met een goede buikvulling apart zet, kun je zorgen voor een betere spreiding van de biestopname binnen een grote toom biggen, zo is te lezen in het artikel. Een goede spreiding van die biestopname is juist bij een grote toom belangrijk.
Een zeug produceert gemiddeld tussen de 3 en 4 kilo biest. De kritische grens voor biggen is 160 gram biest/kg geboortegewicht niet te halen. Biggen die meer dan 250 gram biest/per kg geboortegewicht drinken vallen minder uit (< 5%) en groeien beter in de kraamstal dan biggen die minder dan 160 gram biest/kg geboortegewicht opnemen. Vanaf een opname van 450 gram biest/kg geboortegewicht is de mortaliteit voor het spenen het laagst.
(Bron foto: Thinkstock )