Bijna helft minder stadsvogels
Het gaat niet goed met de ontwikkeling van van de stadsvogels. Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en Sovon (Kenniscentrum voor vogelonderzoek Nederland) maakten op 7 december bekend dat sinds 1990 13 van de 20 stadsvogels in aantal zijn afgenomen. In het stedelijk gebied is het aantal stadsvogels in 2017 nog maar 44% van het aantal dat in 1990 werd geteld. Opvallend is dat die teruggang in het landelijk gebied met 65% minder sterk is dan in het stedelijk gebied.
Stadsvogels
Stadsvogels zijn vogelsoorten waarvan meer dan 32% van de Nederlandse populatie in het stedelijk gebied (16% van de Nederlandse landoppervlak) broedt. Soorten die in aantal zijn afgenomen zijn de huismus, de kauw, de merel en de spreeuw. De kuifleeuwerik is in het stedelijk gebied helemaal verdwenen. Er zijn ook soorten die het wel goed doen in de stad. Zo zijn de aantallen van ekster, gaai, groenling, koolmees, pimpelmees en putter stabiel. En de huiszwaluw is in aantal zelfs toegenomen, na een forse afname in de decennia voor 1990.
Voedselaanbod
Als mogelijk oorzaken voor de verschillen tussen stad en landelijk gebied worden de verschillen in leefomgeving genoemd. Een stad is vaak warmer, het water bevriest er in de winter minder snel. En het voedselaanbod wijkt er af bijvoorbeeld vanwege het bijvoederen in de winter.
Dat het aantal in de steden sterk terugloopt heeft mogelijk te maken met isolatie van woningen waardoor er minder nestgelegenheid is voor bijvoorbeeld huismussen, spreeuwen en gierzwaluwen. Verder wordt door verstening het aanbod aan voedselbronnen zoals zaden en insecten voor vogels minder.
(Bron foto: )