Boeren anno 2030 (3): biobased bouwen met producten van het land
Onderwerp
biobased bouwen, miscanthus, olifantsgras, lisdodde, biogrondstof, bouwmateriaal
Interessant voor
akkerbouwers, melkveehouders, beleidsmakers
Boeren en tuinders kiezen de komende jaren steeds vaker voor de teelt van vezelrijke gewassen op hun land, zoals olifantsgras of lisdodde. Ze vormen de basis voor de productie van groene bouwmaterialen, die de uitstoot van CO2 door de bouwsector sterk verminderen.
Fast forward naar 2030
Van een afstandje lijken het maisvelden, maar wie dichterbij komt ziet een muur van olifantsgras. Dat gewas reikt in de zomermaanden tot wel vier meter hoog. Akkerbouwers en melkveehouders rond vliegveld Schiphol ervaren olifantsgras - miscanthus giganteus - als een prima uitbreiding van hun areaal. Na de oogst in het voorjaar groeit het gewas als kool. Bijkomend voordeel: het houdt vogels weg bij de aanvliegroutes.
In 2030 zou in Nederland zomaar vijftigduizend hectare landbouwgrond bestemd kunnen zijn voor nieuwevezelteelt, zoals olifantsgras. Het is een flinke stap op weg naar het beoogde doel: 180.000 hectare wordt ingezet om minerale vezels in de bouw compleet te vervangen door biovezels. Omgerekend is daarvoor tien procent van het Nederlandse landbouwareaal nodig, en de teelt levert een jaarlijkse CO2-reductie op van 5,5 megaton, zo staat anno 2023 in het landelijk transitieprogramma Building Balance.
Nieuw perspectief
Olifantsgras kent een breed scala aan toepassingen. Het rietachtige gewas kan niet alleen verwerkt worden tot bouwmateriaal, maar ook tot papier of bioplastic. Het is bovendien geschikt als brandstof, en kan als stalstrooisel dienen voor de potstallen van melkveehouders. Plantenkweker Joost Sterke uit het Noord-Brabantse Haaren ziet in miscanthus een vervanger van veen in potgrond. De vezels remmen de vorming van onkruid en mos, en zijn daarmee een groen alternatief voor de geïmporteerde fijne houtschorssnippers.
Voor alle vezelrijke gewassen geldt dat ze een positieve impact hebben op bodem, water en biodiversiteit. Ze hebben over het algemeen weinig nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen nodig om te groeien. In 2023 is daarom al duidelijk dat de vezelteelt in de nabije toekomst een nieuw perspectief biedt voor boeren en tuinders. Door korte ketens te vormen rond de afzet van bouwmaterialen van het land, zijn producenten en afnemers minder afhankelijk van de tussenhandel.
Van land tot pand
De Nederlandse akkerbouw is als geen ander in staat om biogrondstoffen te telen en te verwerken tot waardevolle producten, verwoordt Adinda Lodders, coördinator klimaat en bodem van BO Akkerbouw.
‘Het is tijd dat we onze kennis en kunde ook gaan inzetten voor biobased bouwmaterialen. In ketens ‘van land tot pand’ moeten langjarige afspraken worden gemaakt over vraag, levering, kwaliteit en prijs.’
‘Van de overheid mag worden verwacht dat zij werk maakt van een stevige normering voor nieuwbouw, het stimuleren van biobased bouwmaterialen bij renovatie en isolatie, en het faciliteren van nieuwe ketens met een centrale plek voor akkerbouwers’, betoogt Lodders in Nieuwe Oogst. ‘Om telers te belonen voor hun bijdrage aan de klimaatopgave, is de ontwikkeling van een volwassen koolstofmarkt noodzakelijk. Zo kunnen zij verdienen aan koolstofvastlegging in bouwmaterialen. Daarbij is het belangrijk dat de toegerekende koolstofvastlegging ook meetelt voor de klimaatopgave voor onze sector.’
Natuurlijk plaatmateriaal
Bouwmaterialen dragen in belangrijke mate bij aan de uitstoot van broeikasgassen en klimaatverandering. Voor de productie van staal, beton en asfalt zijn veel energie en fossiele grondstoffen nodig. Planten halen juist tijdens de groei CO2 uit de lucht en leggen het vast. Wageningen Food & Biobased Research test daarom al decennialang vezelrijke gewassen en reststromen. Zo ontwikkelde een van de onderzoekers een keihard composiet plaatmateriaal, in de vorm van een golfplaat. Het materiaal is gemaakt van kokosnootschillen, en voor de productie is geen synthetische lijm nodig. Hetzelfde product kan anno 2023 ook al geproduceerd worden met houtsnippers of olifantsgras als basis.
Losse plantenvezels kunnen dienen als inblaasisolatie in daken en prefab bouwelementen. Daarnaast blijkt lignine afkomstig uit olifantsgras en hout- en snoeiafval, een duurzaam alternatief voor bitumen. Deze natuurlijke houtstof kan ook de lijmcomponent fenolformaldehyde vervangen, die bijvoorbeeld gebruikt wordt in spaanplaat en in gevelbekledingsplaten.
Lisdodde
Vezelrijke gewassen zijn op verschillende typen bodem te telen. Zonnekroon (Silphie) en hennep kunnen goed tegen droogte, en zijn vooral geschikt voor de hoge zandgronden in het oosten en zuiden van het land. Lisdodde en olifantsgras gedijen goed in natte gebieden. Met name in veenweide- en waterretentiegebieden kunnen boeren door de nieuwe teelten blijven produceren als het waterpeil stijgt. Door in het veenweidegebied het waterpeil te verhogen, stopt de afbraak van veen, de bodemdaling en de hoge uitstoot van CO2. Een natte veenbodem heeft daarnaast een verkoelend effect op de atmosfeer.
In Friesland experimenteren boeren met lisdodde. Lisdodde zuivert het water. Na de oogst kan lisdodde worden gebruikt als biobased en lokaal geproduceerd isolatie- of bouwmateriaal, of als duurzaam alternatief voor turf in potgrond.
Milieuvoordelen
De marktontwikkeling van biobased bouwmaterialen wordt gestimuleerd door het opnemen van deze materialen in de Nationale MilieuDatabase. Wageningen University & Research werkt mee aan zogeheten milieuverklaringen waarop de milieuvoordelen van dertien biobased materialen zichtbaar zijn voor de bouw. Architecten en projectontwikkelaars kunnen uit deze database putten om de milieuprestatie van hun bouwwerk te berekenen. In 2030 zal de Nationale Milieu Database naar alle verwachting flink zijn uitgebreid, en onder andere informatie bevatten over de hoeveelheid koolstof die elk gewas tijdens de groei vastlegt.
Berekeningen laten zien dat de teelt van miscanthus in een goed functionerende keten en met honorering voor het vastleggen van koolstof, tot meer dan 3.000 euro per hectare kan opleveren. Met 2030 voor ogen zou het gros van alle bouwmaterialen van het land kunnen komen, mede dankzij onderzoek en innovaties in met name Nederland, en in verschillende andere Noord-Europese landen.