Nieuws

Boeren anno 2030 (6): Als vervangers van kunstmest wijdverspreid zijn

Drijfmest - schauhi via Pixabay
Bron foto: schauhi, Pixabay (Pixabay licence)
Samenvatting
  • Onderwerp
    vervanging kunstmest
  • Interessant voor
    akkerbouwers, melkveehouders
Bekijk de bronnen
De land- en tuinbouw staat voor de opgave om de komende jaren in rap tempo verder te verduurzamen. Door bijvoorbeeld innovatie, inzetten op meer biodiversiteit en betere waterkwaliteit, de introductie van nieuwe gewassen, minder dieren op het bedrijf of een korte keten. En dat in een internationaal speelveld én met behoud van een gezond verdienmodel. In deze reeks nemen we een kijkje in de toekomst. Als de veelbelovende ontwikkelingen van nu in de praktijk zijn gebracht, hoe ziet de land- en tuinbouw er anno 2030 dan uit? Deel 6: kunstmestvervangers.

Boeren en tuinders kiezen de komende jaren steeds vaker voor mestproducten die overblijven na vergisting of voor een mineralenconcentraat. Dat zorgt voor een veel betere ecologische voetafdruk van vlees en zuivel.

Fast forward naar 2030

De mest die dit voorjaar op een melkveebedrijf nabij de Weerribben het land op gaat, is een bonte mix aan producten. Naast de koeienmest die de dieren direct bij het weiden achterlaten, heeft de veehouder verschillende mestproducten tot zijn beschikking. Ze komen van zijn eigen bedrijf en van veebedrijven uit de directe omgeving. De gezamenlijke mestvergistingsinstallatie draait op volle toeren en zet het ‘bruine goud’ om in biogas voor woningen en bedrijven in de omgeving.

Een eerste mestproduct is het digestaat wat overblijft na de vergisting. Het gaat onbewerkt of juist verder bewerkt het land weer op. Door het digestaat te scheiden, komt zowel een dikke als een dunne fractie beschikbaar. Dat laatste product kan de aloude kunstmest vervangen als het met behulp van een stikstofstripper wordt verwerkt tot spuiwater. Ook het spuiwater uit de luchtwasser van een nabijgelegen varkenshouder gaat het land op voor de teelt van gras en mais voor de koeien.

Snelle start

Elk mestproduct heeft voor- en nadelen. Zo kan het digestaat het grasland in het voorjaar meteen een flinke boost geven. Daardoor is 15 tot 20 procent minder kunstmest nodig, wat ook de kosten drukt. Nadelen van digestaat zijn dat het minder organische stof bevat, en dat de investeringskosten om mest te vergisten hoog zijn. Voor de dikke fractie geldt dat het fosfaatrijk is en amper gevoelig voor uitspoeling, waardoor veehouders en akkerbouwers makkelijker aan de Kaderrichtlijn Water van 2027 kunnen voldoen. De dunne fractie bevat juist stikstof en kalium, dat met name na de tweede snede van het grasland effectief werkt.

In de periode van 2023 tot 2026 is de derogatie stapsgewijs afgebouwd waardoor veehouders minder mest op het land mogen uitrijden. Alternatieven zijn inmiddels wijdverspreid. Zo maken veel veehouders met behulp van een stikstofstripper of -kraker achter de mestscheider zelf een prima kunstmestvervanger. Dit ammoniumsulfaat mengen ze met urean om het als vloeibare meststof in de bodem te injecteren. Daardoor komen stikstof, kalium en zwavel in de juiste verhouding en op het juiste moment beschikbaar voor de planten.

Mestadvies

Als we ons verplaatsen naar het jaar 2030 dan is en blijft drijfmest de belangrijkste voedingsbron voor het boerenland. Maar marktpartijen als ForFarmers hebben uitgekiende mestadviezen ontwikkeld. Op de eerste plaats is de stelregel: drijfmest breng je vroeg in het jaar op het land, voor de eerste snede gras. Daarnaast is het goed om vooraf te bedenken welke voederwaardekwaliteit ideaal is, en welke meststoffen daarvoor nodig zijn, benadrukt het concern.

Het derde advies is om de mest netjes en nauwkeurig toe te dienen. Het gaat daarbij om goed mixen, nauwkeurig doseren, en de mest gelijkmatig laten inwerken op de juiste snelheid. Een melkveehouder die de mest netjes verwerkt, laat 10 procent van de meststoffen onbenut. Die spoelen uit in het water. Een slordige veehouder komt uit op 25 procent, zo rekent ForFarmers voor.

“We bemesten om de plantgroei te bevorderen. Ontbreekt daarbij de algehele bodemgezondheid, dan kan de plant naar zijn voedingsstoffen fluiten.”

Birgit Kroonen, 2023

Bemestingsplan

Het project Grondig boeren met mais heeft zeker op de zuidelijke zandgronden tot betere oogstresultaten in de maisteelt geleid anno 2030. Brigitte Kroonen, onderzoekster Bodem en bedrijfssystemen bij WUR Open teelten, heeft jarenlang gepleit voor een bemestingsplan. “En dan bedoel ik niet alleen het in beeld brengen van de te geven nutriënten”, zegt ze daarover. “We bemesten om de plantgroei te bevorderen. Ontbreekt daarbij de algehele bodemgezondheid, dan kan de plant naar zijn voedingsstoffen fluiten.”

Een goed bemestingsplan begint volgens de ervaren onderzoeker met de inzet van een groenbemester. Door compost, stalmest of gewasresten van dorsmais aan te voeren, kan de boer het organische stof- en humusgehalte opkrikken. Een gewenst neveneffect is dat de bodem water beter vasthoudt. Kroonen adviseert een optimale mix van stikstof, fosfor en kalium, afgestemd op eerder genomen bodemmonsters. Daarnaast moeten vanggewassen zoals rietwenkgras zorgen voor een laag stikstofoverschot aan het eind van het seizoen.

Kringlooplandbouw

De principes van kringlooplandbouw zijn inmiddels omarmd door boeren. Ze gaan onder andere voor minimale verliezen van grondstoffen door de efficiënte inzet van meststoffen. Veel stalsystemen in de varkens- en rundveehouderij scheiden inmiddels urine en feces aan de bron. Verschillende stalsystemen leveren bovendien kunstmestvervangers op, oftewel RENURE, naast organische meststoffen en bodemverbeteraars.

RENURE staat voor recovered nitrogen from manure, dus stikstofhoudende meststoffen die gewonnen worden uit dierlijke mest. In 2030 zijn deze kunstmestvervangers volop toegestaan binnen de Europese Unie, zolang boeren binnen de geldende stikstofnormen blijven. Het gaat daarbij zoal om meststoffen die uit digestaat worden gehaald waar dierlijke mest de basis voor is. Bij het inzetten van deze kunstmestvervangers spelen vier criteria een rol: de productiewijze, de aanwezigheid van zware metalen, de ammoniakverliezen en de stikstofwerking. Soms is een verdere bewerking van de mest nodig voordat alle fracties kunnen voldoen aan de voorwaarden van RENURE.

Ook de mest snel uit de stal halen met behulp van banden of schuiven is gemeengoed geworden, waardoor de ammoniak- en methaanemissies op het boerenbedrijf in vergelijking met 2020 aanzienlijk lager zijn. Innovaties als CowToilet, waarbij de urine wordt opgevangen als aparte meststroom, en monovergister Jumpstart zijn in heel het land te vinden. Bij Jumpstart blijft ammoniumsulfaat over. Wat overblijft na scheiding van het digestaat voldoet als organische meststof, concludeerde Wageningen Livestock Research al in het voorjaar van 2023.

Dagontmesting

In 2030 is het overheidsdoel gehaald om 2 miljard kuub groen gas te produceren. Veehouders leveren hun aandeel, want zij hebben gezamenlijk geïnvesteerd in monovergisters. Een belangrijke eis is dat de veehouders dicht bij elkaar zitten, omdat de investering in biogasleidingen anders te groot is. Ook moeten ze dichte vloeren in de stal hebben om de mest elke dag te kunnen verzamelen voor verdere verwerking.