Buitenplaatsen nieuw verdienmodel?
Zij kwam tot de conclusie dat maatschappelijke meerwaarde, beperken van de ontwikkelrisico's van de marktpartijen, maar bovenal de bereidheid van de (lokale) overheid om actief met markt en gemeenschap te gaan samenwerken, van groot belang zijn bij de haalbaarheid van het model.
Een alternatief en exclusief concept
Dienst Landelijk Gebied beschrijft in haar rapport 'Buitenplaatsen in de Brainport, een zoektocht naar alternatieve mogelijkheden voor de realisatie van nieuwe natuur' een alternatief verdienmodel. Het model houdt in dat waterschappen, gemeentes of terreinbeheerders, bestaande bos- of natuurterreinen uit het Natuurnetwerk Nederland verkopen aan private partijen. De opbrengsten van de verkoop worden gebruikt voor de ontwikkeling van nieuwe natuur. Het alternatieve aan dit model is dat de buitenplaatsen in het Natuurnetwerk worden ontwikkeld, in plaats van daarbuiten.
Exclusief is dit model vanwege de omvang. Om niet te concurreren met de gangbare landgoederen, is het model van dertig hectare als uitgangspunt genomen. Dat houdt een buitenplaats van 30 hectares in, met een maximaal bouwvolume van 9000m3 op een bouwvlak van 3 hectares. De overige 27 hectares blijven (openbare) natuur. De opbrengst moet voldoende opleveren om 30 hectares nieuwe natuur te realiseren. Een nieuwe buitenplaats binnen het Natuurnetwerk zou daarmee kunnen zorgen voor een vergroting van het natuurareaal met een factor 1,9.
Haalbaarheid
Om het model tot een succes te brengen, moeten zowel de burger, de investeerder en de (lokale) overheden de meerwaarde van het model zien. Voor de burger geldt dat het gebied aantrekkelijk en openbaar moet blijven.
Om marktpartijen dusdanig te verleiden dat ze publiek bezit voor een flinke prijs overnemen, moet de investeerder voldoende zekerheid worden geboden voor de ontwikkelingen van de aankoop, dat wil zeggen dat de planvormingskosten omlaag moeten worden gebracht en de looptijd van procedures moeten worden verkort.
De meerderheid van de lokale bestuurders is alleen bereid om rode ontwikkelingen toe te staan, als daarmee in de directe nabijheid een erkend natuurknelpunt wordt opgelost en zichtbare natuurwinst oplevert. Daarnaast moeten de overheidspartijen bereid zijn om actief met de markt en gemeenschap te gaan samenwerken. In het geval van de Brainport-regio bleek dat het daarvoor nog niet het juiste moment was.
(Bron foto: doelbeelden.nl)