Nieuws

CBS brengt Nederlands voedsel in kaart

De rol van eten veranderde flink de laatste decennia: van 'eten wat de pot schaft' tot een groot en gevarieerd aanbod in de supermarkt om de hoek. Het CBS rapport 'Smakelijk weten' biedt cijfers en trends van de Nederlandse voedselproductie, -handel en -consumptie.

In de periode 1950-2011 verschoof de aandacht van (het voorkomen van) voedselschaarste naar overvloed met de bijbehorende welvaartsziekten. Het Centraal Bureau van de Statistiek bundelde 61 jaar statistiek tot een overzichtelijk boekje, waarin cijfers en feiten een duidelijk verhaal spreken. De gepresenteerde trends zijn met name gebaseerd op de ontwikkelingen in de laatste tien jaar. Het Voedingscentrum werkte mee aan dit rapport en ook diverse productschappen leverden een bijdrage.

Productie vervijfvoudigd

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog legde de Nederlandse overheid de nadruk op het veilig stellen van voedselvoorziening. Met behulp van subsidies en innovatieve ontwikkelingen, zoals de melkmachine en high-tech glastuinbouw, vervijfvoudigde de opbrengst aan landbouwproducten in de periode 1950-2011. Op een doorsnee dag wordt er nu per Nederlander 485 gram vlees, 630 gram aardappelen, 810 gram groenten, 1,7 ei en 1,9 liter melk geproduceerd.

Over de grens

Deze hoeveelheden kunnen we onmogelijk zelf consumeren, een groot deel ervan is bestemd voor export. Van de in ons land geproduceerde voedingsmiddelen gaan groenten, kaas en varkensvlees het meest over de grens; in 2011 bedroeg de totale export van voeding (excl. veevoer) 42 miljard euro. Een deel hiervan betrof 'wederuitvoer': producten die eerder Nederland zijn binnengekomen en na een lichte bewerking het land weer verlaten. Bekende voorbeelden zijn: koffie, thee en cacao. Maar Nederland importeert ook veel voeding, de importwaarde in 2011 was 28 miljard euro. Netto bedroeg het handelsoverschot vorig jaar dus 14 miljard euro.

Supermarkt dichtbij

De Nederlander koopt zijn voedsel steeds vaker bij de supermarkt. Groenteman, slager en kaaswinkel dreigen uit het straatbeeld te verdwijnen. Alleen brood- en banketzaken kunnen de concurrentie met de supermarkt aan, hun marktaandeel steeg zelfs licht de laatste jaren. Groenten, fruit, kaas, eieren en vis kopen Nederlanders ook graag op de markt. Het marktaandeel van voedingsmiddelen van biologische herkomst toont een sterke stijging, in 2011 was dit 17% hoger dan een jaar eerder. Bijna de helft van de biologische producten wordt in de supermarkt gekocht.
De afstand die we moeten afleggen tot de dichtsbijzijnde grote supermarkt  bedraagt gemiddeld 900 meter, maar dit cijfer kent grote variatie. Op het platteland dient men soms enkele kilometers te reizen voor zijn boodschappen, terwijl de supermarkt zich in de stad soms letterlijk op de hoek van de straat bevindt.

Prijskaartje

De prijs aan de kassa van de supermarkt is een optelsom van grondstofprijzen, kosten voor bewerking, verpakking en transport, marges voor tussenhandel en winkel en belasting. Grondstofprijzen varieren sterk op de wereldmarkt. De consument merkt dit meestal niet direct in zijn portemonnee doordat tussenhandel en transport door variabele marges de prijsschommelingen 'dempen'.  Bij sommige productgroepen is een schommeling in de grondstofprijs wel terug te zien op het prijskaartje, voorbeelden zijn brood (graanprijs) en koffie.

Frietsalon

De verovering van Nederland door de patates frites is een mooi voorbeeld van de vindingrijkheid van de Nederlandse voedingssector. Begin vorige eeuw introduceerden de Belgen de friet in Zuid Nederland; in Eindhoven verrees rond 1930 de eerste 'frietsalon'. Twee decennia jaren later, toen de Nederlandse akkerbouw te kampen had met productieoverschotten, verenigde een aantal achterhoekse boeren zich in de Aardappelverwerkende Industrie Keppel en Omstreken (Aviko). De grootschalige verwerking van de aardappel tot gesneden, voorgebakken, diepgevroren verpakte patat was hiermee een feit. En het frietje veroverde de Nederlandse horeca en later ook de winkels. De zuiderlingen, en met name degenen in de laagste inkomensgroepen en grote gezinnen, bleven lange tijd de grootste afnemers.

Overgewicht bedreigt gezondheid

Zorgwekkend zijn de cijfers die het CBS publiceert over het gewicht van de Nederlanders. Vrouwen zijn in de periode 1991-2011 gemiddeld 3,7 kg zwaarder geworden (en 0,6 cm langer). De gemiddelde Nederlandse vrouw meet 1,67 m en weegt 70 kg. Haar BMI (*) bedraagt 24,9, dit is maar net onder de bovengrens voor een gezond gewicht (BMI=25). Voor mannen is de situatie nog slechter. De Nederlandse man werd in twintig jaar 2,1 cm langer en 5,6 kg zwaarder. Hij weegt nu 84 kg bij een lengte van 1,81 m. Zijn BMI bedraagt 25,7 en vertegenwoordigt een matig overgewicht. Ook bij kinderen neemt overgewicht ernstige vormen aan: in 2011 zijn ruim 400.000 kinderen in Nederland te zwaar waarvan er 85.000 ernstig overgewicht hebben.

Het aantal mensen met diabetes, een ziekte waarbij overgewicht een rol speelt, verdubbelde in de periode 2001-2011. Bijna 5% van de Nederlanders leidt aan diabetes.

(*) BMI: Body Mass Index, gewicht (kg) gedeeld door het kwadraat van de lengte (m)


(Bron foto: Thinkstock)