CGN: een groentegenenbank van betekenis!
Sinds haar oprichting in 1985 heeft het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) veel aandacht besteed aan het opbouwen van goede collecties van groentegewassen. Enerzijds omdat de landbouwgewassen al zeer goed vertegenwoordigd waren in andere Europese genenbanken, anderzijds omdat de veredelingsindustrie in Nederland zich in toenemende mate op de groenteveredeling concentreerde. En met succes: onze groentecollecties bestaan uit 10.000 monsters (accessies) van rassen, landrassen, onderzoekslijnen en wilde populaties van 13 verschillende gewassen.
Waardevolle informatie
Al het materiaal in de collecties wordt zorgvuldig beschreven en gedocumenteerd. Dankzij de Wageningse onderzoeks-omgeving en in samenwerking met de veredelingssector kunnen we uitgebreide en betrouwbare informatie aanbieden over de soortnaam, herkomst en andere zogeheten paspoortgegevens. Ook allerlei eigenschappen van het materiaal worden beschreven, zoals vorm, kleur, grootte, oogsttijdstip en resistenties tegen ziekten en plagen. Daarnaast wordt van steeds meer accessies (binnenkort de hele slacollectie) de DNA-sequentie bepaald - dat wil zeggen dat het hele DNA in kaart is gebracht. Zo is de slacollectie uitgegroeid tot een van de best gedocumenteerde collecties ter wereld, met uitgebreide paspoortgegevens, veel fotomateriaal, en fenotypische, genotypische en zelfs metabolomische informatie. Deze waardevolle informatie helpt onderzoekers en veredelaars om het meest geschikte materiaal voor hun doel te vinden. Alle beschikbare gegevens over het materiaal zijn te bekijken en downloaden via onze website.
Beschikbaarheid van de collecties
De reguliere collecties van het CGN zijn vrij beschikbaar voor professionele gebruikers. De in dit bericht genoemde getallen slaan op het gebruik van deze reguliere collecties. Daarnaast worden in sommige gevallen ook speciale collecties beschikbaar gesteld, zoals ‘single seed descents’ (nakomelingen van één plant). Speciale collecties worden slechts in stand gehouden zolang er vraag naar is. Voor dit materiaal wordt een vergoeding gevraagd op basis waarvan deze diensten kunnen worden aangeboden.
Samenwerking in projecten
Het CGN is een aantrekkelijke partner in onderzoeksprojecten omdat collecties door hun kwaliteit gewilde onderzoeksobjecten zijn geworden. Een voorbeeld hiervan zijn de TKI-projecten: projecten in het kader van het Topconsortium voor Kennis en Innovatie. In verschillende TKI-projecten zijn en worden de CGN collecties van onder meer kool, sla, paprika en meloen onderzocht. Europese projecten werkten onder andere met de CGN-collecties van sla, spinazie en kool.
Al deze projecten genereren op hun beurt meer data die weer voor gebruikers beschikbaar gemaakt worden. Zo is er een wisselwerking tussen onderzoekers en de genenbank: betere data betekent dat gebruikers beter kunnen selecteren welk materiaal geschikt is voor hun onderzoek.
Tien jaar gebruik in getallen
Ondanks haar zeer bescheiden omvang is het CGN een grote verspreider van genetisch materiaal van groentegewassen. In de afgelopen tien jaar (2011–2020) heeft het CGN in totaal 57.316 zakjes zaad naar gebruikers verstuurd, waarvan 81% groentezaden. De aantallen verstuurde zakjes groentezaden verschilden nogal per jaar: van 2.179 (in 2018) tot maar liefst 6.790 (in 2016). Het aantal aanvragen was constanter, met gemiddeld 160 aanvragen per jaar, variërend van 104 (in 2020) tot 197 (in 2014).
In deze periode was sla veruit het populairste gewas met 11.542 verstuurde zakjes (25% van alle groentezaden), gevolgd door peper/paprika (18%) en de kolen (17%). Gegeven de beperkte omvang van de spinazie collectie (533 accessies) is haar vierde plaats, met 6.325 verstuurde zakjes, opmerkelijk; het betekent dat iedere spinazieaccessie gemiddeld maar liefst 11.8 keer verstuurd is. De reden is dat een schimmelziekte bij spinazie, wolf, regelmatig nieuwe varianten ontwikkelt en de veredelingsbedrijven dan in de collectie op zoek zijn naar resistentie tegen deze nieuwe variant.
Kijkend naar de ontvangende landen staat Nederland veruit aan kop met 44% van alle zakjes, gevolgd door Frankrijk (6%), Spanje en Duitsland (ieder 4%). Uiteindelijk bleef 71% van de zakjes in Europa, ging 16% naar Azië, 8% naar Noord- en Zuid-Amerika en de overige zakjes naar de rest van de wereld. Verreweg de meeste zaden werden aangevraagd door veredelaars en onderzoekers: ongeveer de helft (49%) ging naar bedrijven, voornamelijk in de veredeling, terwijl iets minder dan de helft (46%) naar publieke universiteiten en onderzoeksinstituten ging. De overige 5% werd verstuurd naar NGO’s en collega genenbanken.
Al met al is het CGN een significante speler als genenbank en draagt daarmee bij aan het behoud en gebruik van genetische diversiteit van onze groenten. Deze missie zetten we voort in het Jaar van Groenten en Fruit en, naar we hopen, in de verdere toekomst.
Foto: Magda Ehlers