Nieuws

De Nederlandse heideschapen: ons cultureel erfgoed is in gevaar

Heideschapen zijn belangrijk binnen ons cultureel erfgoed, dragen bij aan de biodiversiteit in de landbouw en het behoud van de heide. Uit een uitgebreide analyse van deze zes zeldzame rassen komt naar voren dat de bedreigingen per ras verschillen.

De risicostatus

Uit een recent afstudeeronderzoek, begeleid door Centrum voor Genetische bronnen Nederland (CGN),is gebleken dat de huidige risicostatus voor alle zes de rassen van de Nederlandse heideschapen bedreigd of zelfs kritiek is. Op basis van het aantal vrouwelijke volwassen dieren ingeschreven in het stamboek, wat normaliter wordt gebruikt voor de bepaling van de risicostatus, heeft het Kempisch heideschaap met 11,000 dieren echter geen zeldzame status (zie: Rassenlijst risicostatus Nederlandse landbouwhuisdierrassen). In het onderzoek van het CGN is niet alleen naar de populatiegrootte gekeken, maar ook naar andere factoren die invloed hebben op de risicostatus en de perspectieven voor deze rassen.

Heideschapen: fascinerende rassen

Heideschapen worden veelal ingezet voor begrazing van de heide en dragen daarmee bij aan het behoud van het Nederlandse heidelandschap, en aan instandhouding van biodiversiteit en cultureel erfgoed. De zes rassen van de Nederlandse heideschapen zijn het Veluwse heideschaap, Mergellandschaap, Drentse heideschapen, Schoonebeeker heideschapen, Kempisch heideschaap en het Groot heideschaap. Het zijn unieke rassen met eigenschappen die nodig voor het beheer van het heidelandschap.

Voor degenen die niet bekend zijn met de heideschapen, het zijn unieke dieren met een belangrijke rol als landschapbeheerders door middel van begrazing. Heide groeit op arme grond, schaars aan voedsel en het waren vaak grote minder toegankelijke gebieden, dit heeft de heideschapen gevormd tot robuuste dieren. Ze worden gewaardeerd voor hun sobere levensonderhoud: ze hebben niet veel nodig en staan bekend om hun rustige karakters. Eén van deze rassen is zelfs het oudste schapenras van Nederland. Het Drentse heideschaap kwam 6.000 jaar geleden al voor, vooral in Drenthe en omgeving. De heideschapen maken deel uit van het Nederlands erfgoed, ze vraten wat er op de heidevelden te vinden was, vanuit de potstallen werd de mest op de Drentse raatakkertjes verwerkt. Ook voor de Veluwe is dit cultureel erfgoed belangrijk, deze kuddes worden nog steeds als vroeger “gescheperd”, zij worden dagelijks vanuit de schaapskooi over de heidevelden geleid.

Om de specifieke kenmerken van de heideschapen te behouden, hebben rasorganisaties en stamboeken besloten het functionele gebruik van de schapen als doel te nemen. Zo kunnen fokkers die schapen houden op landbouw- en of andere vruchtbare gronden geen lid worden van het stamboek, om zo alleen met dieren te fokken die zich goed kunnen handhaven op de arme gronden.

Nieuwe bedreigingen voor de heideschapen

Hoewel deze rassen een qua populatieomvang acceptabel aantal dieren hebben (het zeldzaamste ras is het Groot heideschaap, met ongeveer 1.000 volwassen vrouwelijke dieren ingeschreven in het stamboek), hebben ze op basis van de resultaten van deze studie allemaal een bedreigde status. Om die reden heeft het CGN de verschillende soorten risico’s voor de Nederlandse heideschaaprassen onderzocht, waarbij de rasorganisaties van de zes rassen zijn betrokken.

Een uitbraak van een besmettelijke dierziekte kan tot een snelle teruggang in het aantal dieren zorgen. Een grote afname in totaal aantal schapen kan snel gebeuren wanneer zij in enkele grote kuddes worden gehouden (meestal tussen 100 en 500 schapen). Het verdwijnen van slechts één koppel kan al een grote impact hebben op de populatie van het ras. Een grote afname met veel impact is ook terug te zien bij de Schoonebeekers waarvan de populatie in vijf jaar tijd is gehalveerd.

De heideschapen worden ook vaak gehouden door liefhebbers, dan kunnen de kosten een beperking zijn. Financiële steun middels dierpremies of subsidies van de overheid is gekort of volledig ingetrokken. En er komen er steeds meer regels bij die het houden van deze rassen moeilijker maken. Een van deze regels is de verplichte aanbestedingen voor begrazing bij Staatsbosbeheer: de goedkoopste kuddes worden geselecteerd hierbij wordt geen rekening gehouden met het ras van de kudde of de raszuiverheid van de dieren. Door de groei van deze steeds groter wordende graasbedrijven kunnen zij tegen steeds lagere kosten ‘produceren’ en dit gaat veelal ten koste van de lokale heideschaaprassen.

Dit is een paradox: aan de ene kant is het voor sommige kuddes moeilijk om voldoende heide tot hun beschikking te hebben voor de begrazing, aan de andere kant is deze begrazing wat deze rassen specifiek en uniek maakt. Ook de regelgeving omtrent vleesproductie maakt het moeilijk om hier wat bij te verdienen, heideschapen worden al eeuwenlang geselecteerd op hun vermogen om op heide te grazen, op hun robuustheid, en niet op vleesproductie. Het tot waarde brengen van deze speciale producten kan een interessante manier zijn om de rassen aantrekkelijker te maken. De kwaliteit van het vlees van het Drentse heideschaap, gekoppeld aan weidegang, wordt namelijk erkend door Stichting Slowfood. De wol en het vlees van de Kempen zijn ook goed bekend dankzij het merk Kempenlam en Kempenwol.

Een uitdaging voor de zeldzame rassen

De heideschapen zijn belangrijk voor ons cultureel erfgoed en ze hebben unieke eigenschappen die bijdragen aan de genetische diversiteit. Fokkers en rasorganisaties staan echter voor een dilemma. Enerzijds is het belangrijk om de schapen op de heide te houden, dankzij de vele uren op de heide tussen wandelaars, fietsers en andere recreanten behouden deze dieren hun rustige karakter en rustieke levensstijl. Aan de andere kant wordt dit type schapenhouderij bedreigd door regelgeving en zullen fokkers steeds vaker op zoek moeten naar alternatieven, dit kan ten koste gaan van de natuurbegrazing en zo ook de welgeliefde Nederlandse heidevelden. Bovendien zijn deze rassen zeldzaam en worden de dieren slechts door enkele fokkers gehouden. De rassen zullen zichzelf staande moeten houden met hun unieke kwaliteiten, hun specifieke kenmerken behouden en tegelijkertijd meer fokkers aantrekken.

Een terugblik op hun geschiedenis

In de zestiende eeuw waren de heideschapen in Nederland heel gebruikelijk. Ze werden gebruikt voor vlees en wol en later om mest te produceren voor op de arme en zandige gronden. Hiervoor werden ze 's nachts gehouden in potstallen om de mest te verzamelen, dit werd gemengd met strooisel gebruikt om het akkerland te bemesten. Terwijl ooien op heidevelden werden gehouden, werden lammeren op rijkere gronden vetgemest. In de negentiende eeuw nam door de komst van kunstmest het aantal heideschapen af. De selectie van hoog productieve rassen, zoals de Texelaar, versnelde de achteruitgang van de heideschapen. Na een enorme achteruitgang zijn deze rassen dankzij enkele fokkers nog altijd terug te vinden op de heide, de populaties zijn stabieler, zij het nog altijd zeldzaam.

Tekst: Centrum genetische bronnen Nederland - Eugenie Guennoc (student), Mira Schoon (onderzoeker)

(Foto: Bij de Drentse heideschapen hebben ook de ooien horens; bron foto: CGN)