Diagnostiek belangrijker bij mastitisbestrijding
Voor de behandeling van mastitis zijn nieuwe antibiotica beschikbaar gekomen. Deze nieuwe antibiotica zijn aangemerkt als 'eerstekeusantibiotica' omdat ze minder snel tot resistentie leiden dan andere antibiotcia, de tweede- en derdekeusantibiotica. Vakblad Veeteelt bericht erover in het artikel 'Ommekeer in mastitisbestrijding'. Een melkveehouder moet, als het kan, koeien behandelen met die eerstekeusmiddelen. Maar soms heeft hij ook de andere antibiotica nodig.
Diagnostiek
De nieuwe eerstekeusantibiotica leiden minder snel tot resistentieontwikkeling omdat ze in een smal spectrum werken. Ze zijn gericht op specifieke mastitisverwekkers. Ze zijn alleen werkzaam tegen grampositieve bacteriën zoals stafylokokken en streptokokken. Tegen gramnegatieve bacteriën, zoals E. coli of klebsiella, helpen de nieuwe middelen niet. Wil je de juiste middelen inzetten, dan moet je dus weten met wat voor besmetting je te maken hebt. Diagnostiek is daarom belangrijk.
Protocol
De producenten van de antibiotica hebben voor die beslissing een protocol gemaakt en maken onderscheid in eerste-, tweede- en derdegraadssymptomen. Afhankelijk van de symptomen, schrijft het protocol behandeling met een eerstekeus-, tweedekeus- of derdekeusmedicijn voor. Strikt genomen, zou je alleen die eerstekeusmiddelen mogen gebruiken. Een veehouder zou zelfs geen tweedekeusmiddelen in bezit mogen hebben.
Bedrijfsbehandelplan
Je kunt je daarom afvragen of je besmetting met E. coli nog wel kunt behandelen. Pas na diagnose door een veearts mag hij die middelen inzetten. Maar Maaike van den Berg, voorzitter van de WVAB (Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid) en zelf dierenarts, denkt dat er niet zo veel verandert. Zij zegt in het artikel dat tweedekeusmiddelen wel bruikbaar blijven. Ze mogen zelfs op voorraad staan, als de toepassing maar goed is verantwoord in een bedrijfsbehandelplan.
(Bron foto: Thinkstock)