Diergezondheid meten in melk
Melk kent zijn eigen microbioom: een verzameling van bacteriën, virussen en gisten die ook in het lichaam voorkomen. Als die verzameling van het lacterende dier in gezond evenwicht is, dan is dat in de melk ook zo. Verandert de samenstelling van dit microbioom in de melk, dan kan dat een aanwijzing zijn voor gezondheidsproblemen, bijvoorbeeld zichtbare of onzichtbare uierontsteking. Het is daarom goed melkmonsters te laten onderzoeken. Een artikel van Schaap en Geit, een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), besteedt aandacht aan dit melkonderzoek.
Kiemgetal en celgetal
Voor melkonderzoek worden twee getallen gebruikt: het kiemgetal en het celgetal. Het kiemgetal is het aantal bacteriekolonies dat uit een milliliter melk gekweekt kan worden. Zitten er te veel bacteriën in de melk, dan is het kiemgetal hoog. Hygiëne, melktechniek en diergezondheid kunnen dat kiemgetal beïnvloeden. Nadat de melk op kweek is gezet, kan de hoeveelheid en het type bacteriën een indicatie geven van de oorzaak van een hoog kiemgetal.
Naast het kiemgetal kun je ook kijken naar het celgetal: het aantal cellen per milliliter melk. Die cellen bestaan uit afweercellen en epitheelcellen van het uierweefsel. Het celgetal in melk van geiten en schapen ligt gewoonlijk hoger dan het celgetal in koeienmelk. Het getal kan variëren op basis van ras, lactatiestadium, immuun competentie, melkgift, pariteit, seizoen, leeftijd en management.
Testen
Zowel kiemgetal als celgetal variëren met het seizoen, zo blijkt uit het artikel. Bij geiten en schapen loopt het kiemgetal tijdens het lammerseizoen op en in de loop van de zomer neemt het langzaam weer af. Het celgetal daarentegen is in april het laagst en begint vier maanden na de het aflammeren te stijgen. In september en oktober het celgetal het hoogst. Het celgetal kan ook oplopen door ontstekingsprocessen in de uier als gevolg van CAE- of het zwoegerziektevirus. Het is echter niet zo dat het celgetal gebruikt kan worden om die ziektes op te sporen.
Er zijn bij de GD verschillende testen om tankmelk te onderzoeken. Het resultaat van zo'n test kan aangeven dat er een besmetting is met bacteriën die mastitis (ontsteking van de melkklier) veroorzaken. De uitslagen van de tests kunnen ook aanwijzingen geven voor vervolgstappen. Een besmetting met met de E.coli-bacterie (Escherichia coli) kan een aanwijzing zijn om de hygiëne te verbeteren. Een besmetting met Staphylococcus aureus of Streptococcus agalactiae maken duidelijk dat diergezondheid of melktechniek geoptimaliseerd kan worden.
(Bron foto: Shutterstock)