Droog strooisel voorkomt voetzoolletsel bij vleeskuikens
Onderwerp
bodembedekking, voetzolen, voetzoollaesie, welzijn
Interessant voor
pluimveehouders, adviseurs
Door nat en plakkerig strooisel in de stal blijft de opperhuid van de voetzolen van de vleeskuikens langdurig vochtig. Daardoor wordt de huid zacht en kunnen bacteriën doordringen in de onderhuid van de voetzolen. Deze ontsteking is volgens dierenartsen pijnlijk voor vleeskuikens. Ook geneest het letsel moeilijk en eten de kuikens minder door verminderde mobiliteit. Daardoor blijft hun groei achter.
De overheid heeft samen met de pluimveesector een norm bepaald om voetzoollaesies te monitoren en terug te dringen. In alle Nederlandse slachthuizen waar kuikens worden geslacht uit stallen met de hoogste bezetting (categorie 3), worden steekproefsgewijs poten gecontroleerd op ontstekingen. Als het aantal infecties in een koppel dieren te hoog is, moet de pluimveehouder een verbeterplan voorleggen of zelfs de bezetting van de stal naar beneden bijstellen.
Data in handen
Wakker Dier heeft door een beroep te doen op de Wet open overheid (Woo) deze zogenoemde voetzoolscores vanuit slachterijen in handen gekregen. Vervolgens heeft de organisatie een onderscheid gemaakt tussen de snelgroeiende en de langzamer groeiende rassen. Die laatste groep kuikens heeft bijvoorbeeld een biologisch keurmerk of een Beter Leven keurmerk van de Dierenbescherming.
Op basis van de opgevraagde data uit één stal kan niet worden berekend hoeveel dieren een voetzoollaesie hebben en hoe ernstig die ontsteking is. Maar op basis van de gemiddelde voetzoolscores per maand per groeisnelheid blijkt volgens Wakker Dier dat de gemiddelde waarneming van voetzoollaesies bij snelgroeiende kuikens stelselmatig hoger is dan bij trager groeiende rassen. Daarnaast valt het de organisatie op dat de scores door het jaar heen behoorlijk variëren, bijvoorbeeld omdat weersinvloeden van invloed zijn op de mate waarin het strooisel in de stal droogt.
Verkeerd beeld
Bart-Jan Oplaat, voorzitter van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouderij (NVP), vindt dat Wakker Dier een verkeerd beeld schetst van de werkelijkheid. Alleen vleeskuikenhouders die een hoge bezetting in de stal hebben (categorie 3) zijn verplicht om de uitslagen over voetzoollaesies te rapporteren aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). ''Dit zijn in onze sector de zogenaamde reguliere kuikens'', redeneert Oplaat. Van alle vleeskuikens die meer ruimte in de stal hebben hoeven geen gegevens te worden gedeeld met RVO.
''Nergens in de wereld worden deze regels zo streng gemonitord en gehandhaafd als in Nederland. Overtredingen worden streng bestraft'', aldus de NVP-voorzitter. ''Enkel de scores boven de handhavingsgrens geven aanleiding tot actie, en ook in die gevallen praten we over incidenten en niet over een structurele tekortkoming.''
Kans verkleinen
Volgens een brochure van Wageningen Livestock Research kan de kans op voetzoollaesie worden verkleind met de juiste managementmaatregelen. Het belangrijkste advies is om het strooisel droog te houden. Dat kan door het morsen van drinkwater tegen te gaan, het kiezen van het juiste strooisel en voldoende licht en donker in de stal, zodat de dieren ook rusten en het strooisel kan drogen. Wat ook helpt is een goede ventilatie, net als de keuze voor een ras dat minder gevoelig is voor de ontstekingen.
Volgens de experts begint het voorkomen van letsel met een goede reiniging en ontsmetting van de stal voordat de kuikens komen. Daarnaast is een voldoende hoge temperatuur in de stal nodig bij het opbrengen van het strooisel, en zeker bij de komst van de kuikens. Ook luidt het advies om minimaal twee keer per week voetzolen van kuikens te controleren, al vanaf de vierde of vijfde dag dat ze in de stal zijn. En het is zinvol om de kwaliteit van het strooisel op verschillende plekken in de stal in de gaten te houden.
Emissie van ammoniak
Recent onderzoek bij het Proefbedrijf Pluimveehouderij in het Belgische Geel bevestigt dat traaggroeiende vleeskuikens over het algemeen minder last van voetzoollaesies hebben dan de reguliere kuikens. Daar staat tegenover dat de uitstoot van ammoniak minimaal tweemaal zo hoog is als bij de snelgroeiers, zo blijkt uit het project ‘OptiWel-Emis’.
Zo rond het einde van week drie wordt het strooisel natter en loopt de ammoniakemissie op. Bij reguliere kuikens is er dan na korte tijd sprake van korstvorming, en stijgt de ammoniakemissie niet verder. Bij traaggroeiende kuikens treedt de korstvorming later op. “Het strooisel blijft langer rul door de lagere bezetting en omdat traaggroeiende kuikens actiever zijn”, zegt onderzoeker Kris De Baere in Nieuwe Oogst. “Daarnaast is er meer mestoppervlakte per dier en zitten de kuikens een week langer in de stal. Dat alles leidt tot meer emissie. De betere strooiselkwaliteit is goed voor het welzijn, maar slecht voor de emissie.”