Duurzame producten van alternatieve eiwitten met de Nationale Eiwitstrategie
De Europese Unie is voor zijn behoefte aan plantaardig eiwit sterk afhankelijk van import Je kutn denken aan sojaproducten uit Noord- en Zuid- Amerika. Maar die afhankelijk maakt de EU ook kwetsbaar. Bovendien is de teelt van soja vaak niet duurzaam. Het merendeel van de geïmporteerde soja (93%) wordt gebruikt voor diervoer. Er is een toenemende vraag naar plantaardige eiwit voor humane voeding als alternatief voor zuivel en vlees. De Europese Unie wil wat de eiwitvoorziening betreft meer zelfvoorzienend worden. Daarom is aan alle lidstaten gevraagd om met een nationale eiwitstrategie te komen.
Eiwitstrategie
In een kamerbrief doet landbouwminister verslag van de voortgang van de Nationale Eiwitstrategie voor Nederland. Ze wil met die strategie zowel de productie van plantaardige eiwitten als de benutting van eiwitten uit reststromen en andere bronnen vergroten. De centrale opgave van de Nationale Eiwitstrategie is om alternatieve eiwitten op een duurzame manier te produceren voor zowel veevoer als humane consumptie. Nederland moet daarbij een onderscheidend verdienmodel ontwikkelen dat concurrerend is met soja van buiten de EU, zo is te lezen in de kamerbrief.
Uit de brief blijkt dat Nederland veel soja importeert, terwijl niet meer dan 11% daarvan in Nederland zelf wordt geconsumeerd. Een verklaring voor die sterke afhankelijkheid van import is dat Nederland niet in staat is zelf de benodigde hoeveelheid soja te produceren. Zou Nederland dat willen, dan is 198% van het Nederlands akkerbouwareaal nodig. Bovendien bevat de geimporteerde soja, dat rond de evenaar is geproduceerd, meer eiwit en essentiële aminozuren. Europa kan prijstechnisch niet concurreren met de lage prijs van geïmporteerde soja.
De Nationale Eiwitstrategie moet zorgen dat Europa meer zelfvoorzienend wordt en dat de de markt voor plantaardige en innovatieve eiwitten wordt versterkt. Er is een consultatie geweest met diverse partijen uit de keten. Voor de eiwitstrategie wordt gedacht aan drie sporen van beleid:
Eiwitrijke gewassen
Als eerste zet de minister in op de teelt van bepaalde eiwitrijke gewassen in Nederland en op export van Nederlandse kennis elders in Europa. Uit onderzoek blijkt dat vlinderbloemigen zoals lupine en veldbonen geschikte gewassen kunnen zijn. Hoewel er in Nederland maar beperkt teeltruimte beschikbaar is, kan die teelt wel bijdragen aan verduurzaming van de akkerbouw en invulling van kringlooplandbouw, aldus de kamerbrief.
Nieuwe eiwitbronnen
Het tweede spoor betreft innovatie en ontwikkeling van nieuwe eiwitbronnen. Je kunt denken aan verbetering van eiwitrijke gewassen of ontwikkeling van alternatieve eiwitbronnen uit algen, schimmels, zeewier, eendenkroos, kweekvlees of insecten. Veel van deze nieuwe eiwitbronnen bevinden zich nog in de beginstadia van onderzoek en zijn nog niet toepasbaar. Er wordt nu wel veel geïnvesteerd in kennis- en innovatieontwikkeling.
Reststromen
Als derde spoor wordt eiwitproductie middels de verwaarding van reststromen genoemd, denk aan keukenafval, slachtafval of biomassa die je op een veilige manier zou moeten verwerken tot eiwitrijk veevoer. Het kan gaan om reststromen uit de primaire productie. Of uit verwerking van retail, horeca en consumenten. Als voorbeelden worden bietenblad, bierbostel of visafval genoemd. Hiervoor is een Team Reststromen opgericht om ondernemers te helpen die reststromen willen gebruiken. Dat kan bijvoorbeeld door ruimte te zoeken binnen de bestaande regelgeving.
Humane consumptie
Voor vergroting van de consumptie van plantaardige eiwitten is een verdere verbetering van de huidige generatie nieuwe eiwitproducten nodig, qua smaak, structuur, kwaliteit, duurzaamheid en prijs. Daarnaast is een aanvullende inzet nodig voor verschuiving in het eetgedrag van consumenten naar minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten. Activiteiten als het Nationaal Actieplan Groente en Fruit, Dutch Cuisine en het programma Jong Leren Eten kunnen hierin een rol spelen.