Nieuws

Gestandaardiseerde veldinventarisaties

Om natuurontwikkeling te volgen moet je monitoren. Daarvoor inventariseer je het aantal dieren of planten in een gebied. Voor betrouwbare gegevens is het zinvol te werken volgens een standaard, zoals in het Landelijk Meetnet Vlinders wordt toegepast.

Je moet geluk hebben om soorten te treffen, schrijven Chris van Swaay en Arco van Strien in het artikel Veldinventarisaties een (tref)kansenspel. De auteurs van het artikel hebben ervaring met vlinderinventarisaties. De kans om vlinders te treffen verschilt per soort. Algemeen voorkomende soorten of opvallende soorten hebben een grotere trefkans dan meer zeldzame soorten. De trefkans voor vlinders loopt uiteen van 40 % voor het bruin blauwtje tot 80 % voor het bruin zandoogje. Een in het artikel opgenomentabel laat zien hoe de trefkans per soort varieert.

Trefkansen

De kommavlinder heeft een trefkans van 50 %. Ga je in de vliegtijd van deze soort inventariseren, dan zie je hem de helft van de keren niet. Wil je met betrouwbare uitspraken komen voor rapportages, dan zul je rekening met die trefkans moeten houden. De auteurs komen met adviezen voor een gestandaardiseerde veldinventarisatie.

Er zijn drie invalshoeken. Je kunt de trefkansen gelijk houden door overal even lang te tellen. Het is de aanpak in de Punt-Transect-Tellingen project (PTT) zoals SOVON die in de jaren zeventig ontwikkelde.

Een tweede invalshoek is het effect van de trefkans minimaliseren door zo vaak te tellen dat je de soorten altijd wel een keer aantreft. Dat is de aanpak in het Broedvogel Monitoring Project (BMP. Daarbij moet je per proefvlak vijf tot tien telronden uitvoeren in de juiste tijd van het seizoen worden.

Vlinders

Binnen het Landelijk Meetnet Vlinders wordt rekening gehouden met de trefkans, door die in de resultaten mee te wegen. De tellingen gebeuren gestandaardiseerd - overal even lang - en vaak: minstens drie keer in de vliegtijd van het seizoen.

Verder adviseren Van Swaay en Van Strien om tellingen jaarlijks uit te voeren. Voor Natura 2000 en de SNL (Subsidiestelsel Natuur en Landschap) monitoring moet je rapportages eens in de zes jaar aanleveren. Maar een veldinventarisatie van eens in de zes jaar is niet voldoende, vinden de auteurs. Zou je een jaarlijkse inventarisatie uitvoeren, zoals gebruikelijk in het Netwerk Ecologische Monitoring, dan kun je een trendlijn bepalen

(Bron foto: Thinkstock)