Groepskraamsysteem: geleidelijk spenen voorkomt speendip
Groepshuisvesting kraamzeugen met biggen
Groepshuisvesting van zeugen tijdens de dracht is sinds 2013 verplicht in de EU (Richtlijn 2001/88/EG). Tijdens de lactatie worden zeugen echter meestal individueel gehuisvest in een kraamhok. Groepshuisvesting tijdens de lactatie past in het stimuleren van duurzame stalsystemen in de varkenshouderij en sluit aan op groepshuisvesting tijdens de dracht. Momenteel zijn er geen praktijkbedrijven met een groepshuisvestingssysteem voor kraamzeugen omdat er –naast een aantal succesfactoren- ook meerdere risicofactoren zijn die commerciële toepassing nog niet haalbaar gemaakt. Enerzijds heeft een groepskraamsysteem de potentie om de voeropname van biggen voor spenen te verhogen doordat de biggen van de zeugen en andere biggen kunnen leren. Dit heeft een positief effect op de voeropname en groei na spenen. Anderzijds is de biggensterfte, met name als gevolg van doodliggen, hoger in groepskraamsystemen dan in traditionele kraamhokken waarin de zeugen individueel gehuisvest zijn en in een kraambox staan.
Abrupt versus geleidelijk spenen
In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken doet Wageningen University & Research onderzoek naar groepshuisvesting van kraamzeugen en hun biggen. Op Varkens Innovatie Centrum Sterksel is het effect onderzocht van twee speenstrategieën op de ontwikkeling (groei, voeropname, gezondheid, spelgedrag en beschadigend gedrag) van biggen uit een groepskraamsysteem met vijf zeugen en haar biggen. In de ene groep werden de biggen abrupt gespeend op 4 weken leeftijd. In de andere groep werden de biggen geleidelijk gespeend op 9 weken leeftijd door toepassing van intermittent suckling (beperkte zoogtijd). De abrupt gespeende biggen bleven na spenen in een groep van 35 bij elkaar in een verrijkt biggenhok. Op een leeftijd van 9 weken zijn zowel de abrupt gespeende als de geleidelijk gespeende biggen opgelegd in verrijkte vleesvarkenshokken voor 35 dieren.
Het onderzoek omvatte in totaal vijf ronden van elk 10 zeugen. Per ronde werden twee groepen van elk vijf zeugen (pariteit 2 tot en met 5) een week voor werpen opgelegd in twee groepskraamafdelingen. De biggen zijn gevolgd vanaf geboorte tot afleveren naar het slachthuis.
Geen speendip, minder afwijkend gedrag
De biggen die geleidelijk gespeend werden op 9 weken konden beter omgaan met de overgangen op 4 en 9 weken leeftijd dan de biggen die abrupt op 4 weken werden gespeend. In de eerste vijf dagen na abrupt spenen op 4 weken groeiden deze biggen beduidend minder dan de geleidelijk gespeende biggen in de vergelijkbare periode, namelijk 179 versus 305 gram per dag. Bovendien hadden de abrupt gespeende biggen daarna iets meer last van diarree. Bij de geleidelijk gespeende varkens was er geen sprake van een speendip en als vleesvarken vertoonden ze minder gedrag dat wijst op stress als gevolg van spenen (zoals oraal manipulatief gedrag en belly nosing). Er was geen groeiverschil na opleggen in de vleesvarkensstal.
In beide groepen is een hoog percentage (ca. 23%) van de biggen uitgevallen van werpen tot vier weken na werpen. Circa 60% hiervan is doodgelegen door de zeug in de eerste dagen na werpen. Het doodliggen van biggen in het werphok in de eerste dagen na geboorte is daarom nog een belangrijk verbeterpunt.
(Bron foto: Groepskraamhok_Wageningen University&Research)