Grote herbivoren kunnen brandrisico verminderen
Verlies van bestaande brandgangen
In vele delen van de wereld wordt land op grote schaal verlaten als gevolg van sociaal-economische factoren. Ook zijn er wereldwijd steeds minder nomaden en herders. Het gevolg is dat gebieden geleidelijk dichtgroeien met struikgewas en dat brandbaar plantaardig materiaal zich ophoopt. Bestaande brandgangen gaan verloren. Deze processen leiden tot een hoger risico op en een grotere intensiteit van natuurbranden. Momenteel is investeren in capaciteit van de brandweer een van de belangrijkste reacties op dit risico. Dat is nuttig voor de bestrijding van bos- en natuurbranden wanneer die zich voordoen, maar er zijn veelbelovender strategieën om hevige branden juist te voorkomen.
Risico's verminderen
Hier is onderzoek naar gedaan door wetenschappers van het Duitse centrum voor integratief biodiversiteitsonderzoek (iDiv), Wageningen Universitety & Researcht, Universiteit Leipzig, het Helmholtz-centrum voor milieuonderzoek (UFZ), en CIBIO/InBIO – de universiteiten in Porto en Lissabon, in een samenwerkingsproject met Rewilding Europe. Zij hebben ontdekt dat grote herbivoren – waaronder tam vee, wilde en halfwilde herbivoren – een natuurlijke oplossing kunnen vormen om het risico van bosbranden te verminderen.
Het internationale onderzoeksteam ging na of grote herbivoren de hoeveelheid brandgevoelige vegetatie kunnen verminderen en als gevolg daarvan de impact van natuurbranden. Daarvoor evalueerden ze bestaande onderzoeken over relaties tussen herbivoren, structuur van de vegetatie, hoe vaak natuurbranden voorkomen en hoeveel schade ze veroorzaken. Ze ontdekten dat herbivoren de schade door natuurbranden kunnen beperken. Hoe goed dat werkt, hangt af van een aantal factoren: de dichtheid van de herbivorenpopulatie, de soorten herbivoren en wat ze eten, maar ook type vegetatie en milieuomstandigheden.
De rol van herbivoren
‘Niet alleen tamme grazers kunnen het werk doen, maar ook de herintroductie van wilde en halfwilde herbivoren kan goed werken om het risico op natuurbranden te verminderen, vooral in afgelegen en onherbergzame gebieden waar brandpreventie kan samengaan met natuurbehoud door een zorgvuldig beheer met herbivoren’, aldus Julia Rouet-Leduc, hoofdauteur van het artikel en promovenda aan iDiv en Universiteit Leipzig. Dr. Fons van der Plas, seniorauteur van het artikel en universitair docent aan Wageningen Universiteit, licht toe: ‘Extensieve begrazing zal niet overal zorgen voor een korte vegetatie. Maar de aanwezigheid van korte, begraasde stukken kan al voldoende zijn om oncontroleerbare brandverspreiding te voorkomen, doordat zulke stukken fungeren als natuurlijke brandgangen.’ Waar nodig kan kortdurende intensieve begrazing (bekend als ‘gerichte begrazing’) ook worden gecombineerd met andere maatregelen, zoals mechanische verwijdering, om het brandgevaar verder terug te dringen.
Beleidsaanbevelingen
Op basis van hun bevindingen doen de onderzoekers aanbevelingen voor landbeheerders en beleidsmakers om de kans op natuurbranden te verkleinen. Eén daarvan is de instandhouding en bevordering van extensieve begrazing door tamme of (half)wilde herbivoren in gebieden waar momenteel sprake is van landverlating. Daarvoor moeten relevante beleidsmaatregelen op het gebied van landbouw, bosbouw en brandbeheer worden geïntegreerd en moet er financiële ondersteuning komen voor brandpreventie met dieren. In Europa bijvoorbeeld zouden boeren en landeigenaren moeten worden gesteund vanuit het gemeenschappelijk landbouwbeleid bij het gebruik van extensieve begrazing voor brandbeheer.
‘Tegelijk moeten we aanvaarden dat brand een natuurlijk proces is en belangrijk voor veel ecosystemen, en dat we er tot op zekere hoogte mee moeten leren leven’, vult Rouet-Leduc aan. Pe’er vertelt: ‘Door de klimaatverandering zullen natuurbranden in vele delen van de wereld waarschijnlijk steeds heviger worden. In het huidige beleid kan, en moet, er veel beter rekening worden gehouden met natuurlijke oplossingen, zoals herbivoren hun werk laten doen.’
De studie was uitgevoerd als onderdeel van het GrazeLIFE project (LIFE-Preparatory project op verzoek van de Europese Commissie) onder coördinatie van Rewilding Europe.