Nieuws

Handreiking voor natuurherstel op landbouwgrond

Natuurherstel op voormalige landbouwgrond is soms lastig te realiseren door de mineralenrijkdom en het ontbreken van gewenste plant- en diersoorten. Een onderzoeksrapport zet kennis op een rij. Voor beheerders is er een handreiking voor omvorming.

Afgelopen twee decennia zijn er in Nederland verschillende natuurontwikkelingsprojecten uitgevoerd. Bij de meeste projecten met nieuwe natuur die werd aangelegd op voormalige landbouwgrond blaak dat de omvorming lastig is. Door jarenlange bemesting en andere grondbewerking is de bodem voedselrijk en ontbreken gewenste diersoorten of zaden van gewenste planten. De bodems bevatten veel stikstof en ook is de fosfaatvoorraad is vaak veel te hoog.

Natuurherstel

Beheerders passen diverse strategieën toe om de grond geschikt te maken voor natuurontwikkeling zoals plaggen, ontgronden, uitmijnen of verschraling door maaien en afvoeren. Er is in de loop der jaren al veel onderzoek uitgevoerd naar het effect van die maatregelen, maar de uitkomsten zijn niet eenduidig. Het effect hangt sterk af van tal van factoren: denk aan de zuurgraad van de bodem of de specifieke bodemkenmerken.

Omdat de resultaten elkaars soms tegenspreken ontstaat er veel discussie over de beste aanpak. Moet je wel ontgronden? Hoe zinvol is uitmijnen? Het onderzoeksrapport 'Evaluatie strategieën omgang met overmatige voedingsstoffen' zet alle kennis die in de loop der jaren is ontwikkeld, op een rij. Aansluitend op dit rapport is er voor beheerders een Handreiking voor de omvorming van landbouwgronden naar schrale natuur ontwikkeld waarin die kennis is omgezet in praktische adviezen.

Fosfaat

De fosfaatvoorraad is een van de aspecten die een rol speelt bij de omvorming van landbouwgrond naar de gewenste natuur. Die fosfaatvoorraad is vaak veel te hoog. Fosfaat heeft de eigenschap zich sterk te binden aan de bodem. Het stoppen van de bemesting heeft niet zo veel effect op de voorraad. Wil je de voorraad omlaag brengen dan moet je iets doen. Ontgronden of plaggen en afvoeren blijkt een goede manier om die fosfaatvoorraad terug te dringen. In sommige gevallen heeft het uitmijnen zin. Je zaait de grond in met een sterk groeiend gewas, gras-klaver bijvoorbeeld. Door het maaien en afvoeren breng je de fosfaatvoorraad omlaag.

Bodem

Er zijn meer kenmerken van de bodem die een rol spelen bij de kans van slagen bij omvorming van landbouwgrond naar natuur. Het organisch stofgehalte en bodemleven spelen een belangrijke rol. Wanneer de de hoeveelheid aanwezige nutriënten als stikstof en fosfaat hoog is, en het organisch stofgehalte geringer, is er minder activiteit van bodemleven: bodemfauna en micro-organismen. Agrarisch gebruik van de grond zoals de teelt van gewassen in monocultuur of grondbewerking onderdrukt de aanwezigheid van mycorrhiza's - schimmels die de groei van planten kunnen bevorderen. Daarnaast speelt het gebrek aan geschikte zaadvoorraad van gewenste planten een rol bij het trage herstel.

Afgraven bouwvoor

In het rapport komen de verschillende maatregelen aan de orde. Uit het rapport blijkt dat met name op zandgrond, plaggen, afgraven van de bouwvoor en diep ontgronden soms de beste maatregel is om op korte termijn gewenste schrale natuur te realiseren. Die maatregel is effectief omdat je zo snel de hoeveelheid fosfaat en stikstof terugbrengt. Bovendien creeër je een kale bodem waarop doelplanten makkelijk kunnen kiemen. Begrazing en verschralen met maaien en afvoeren kan ook werken, maar het werkt veel trager. Bovendien vestigen zich dan nauwelijks gewenste soorten planten of rode lijst-soorten.

Soms heeft het zin om - vooral op droge gronden - na het afplaggen een nieuwe bodemlaag aan te brengen van een zoggenaamde 'donorsite', een natuurterrein met de gewenste natuur. Je brengt zo gewenste bodemorganismen en zaden van doelplantsoorten in het gebied.

(Bron foto: Pixabay)