Hoger risico op vogelgriep in de winter
Pluimvee kan besmet raken met vogelgriepvirussen door direct contact met geïnfecteerde wilde vogels of hun uitwerpselen. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) toonde eerder aan dat het risico op introductie van laag pathogene vogelgriepvirussen hoger is voor pluimveebedrijven met een vrije uitloop. In een recente studie onderzocht WBVR of dit risico in bepaalde perioden van het jaar groter is.
Voor deze studie werden de gegevens van het serologische monitoring programma voor vogelgriep gebruikt, en werden gedurende twee jaar eieren verzameld van 261 uitloopbedrijven. In het monitoring programma worden elke drie maanden bloedmonsters van pluimvee getest op aanwezigheid van antistoffen tegen vogelgriep. Wanneer antistoffen werden aangetoond, dan werden de eieren - verzameld in de periode voorafgaande aan de antistofdetectie - getest om zo het moment van introductie van het virus nader te bepalen. Met gebruik van wiskundige en statistische modellen werd vervolgens het tijdstip van introductie van het virus en de periode van het jaar met hogere risico van introducties berekend.
Interventies richten op de winterperiode
Deze studie heeft laten zien dat de meeste introducties van laag pathogene vogelgriepvirussen plaatsvinden in de maanden november tot en met februari. Eenzelfde risicoperiode werd gezien voor introductie van hoog pathogene vogelgriepvirussen. Het risico op introductie van vogelgriepvirus op pluimveebedrijven in deze periode was vier keer hoger dan in de zomermaanden. In de winter zijn grote aantallen trekvogels aanwezig, die overwinteren in ons land. Interventies, ook vanuit agrarisch ondernemers, gericht op het voorkomen van introducties van vogelgriepvirus zouden daarom met name gericht moeten zijn op deze winterperiode.