Nieuws

Hogere ammoniakemissie op veenweidebedrijven

De ammoniakemissie op veenweidebedrijven ligt wat hoger dan op het gemiddelde rundveebedrijf. Maar door een gerichte aanpak kun je die emissie wel verlagen, door voermanagement bijvoorbeeld, of meer weidegang.

Ammoniak (NH₃) is een vluchtige sterk ruikende stof die vrijkomt uit mest. Omdat ammoniak kan schadelijk zijn voor mens dier en milieu, wil de overheid de uitstoot van ammoniak uit de veehouderij terugdringen. De ammoniakemissie op veehouderijbedrijven hangt samen met verschillende factoren zoals huisvesting, mestopslag, het uitrijden van mest, rantsoen of beweiding.

Aan de hand van rekenregels kun je met de Kringloopwijzer op basis van de bedrijfsvoering inzicht krijgen in de hoeveelheid ammoniak die op een bedrijf wordt uitgestoten. Uit berekeningen voor bedrijven op veenweidegebieden blijkt dat de ammoniakuitstoot daar wat hoger ligt dan gemiddeld, zo blijkt uit het rapport 'Inzicht in ammoniakemissie op veenweidebedrijven'.

Ammoniakuitstoot

Uit de berekeningen blijkt dat op de veenweidegebieden relatief meer ammoniak vrijkomt, ongeveer 4,6 kilo per ton geproduceerde melk. De gemiddelde uitstoot bedraagt 3,9 kilo per ton melk. Die ammoniakemissie kan op bedrijven nogal variëren. Zo worden in het rapport getallen genoemd voor veenweidebedrijven die variëren van 3,8 kilo per ton melk tot 5,8 kilo per ton melk. De bedrijfsintensiteit speelt een rol want op de intensievere veenweidebedrijven is de emissie wat hoger dan op de minder intensieve bedrijven.

Rantsoen

Als verklaring voor die verschillen worden verschillen in rantsoen genoemd. En ook beweiding speelt een rol. Door een lager gehalte aan ruw eiwit (RE) in het voer, zorg je dat de hoeveelheid stikstof die in ammoniak kan worden omgezet ook vermindert. In het rapport wordt gesproken dat het totaal ammoniakaal stikstof (TAN) genoemd. dat is de hoeveelheid stikstof in de mest die makkelijk omgezet wordt omgezet in NH₃. Het ruw eiwitgehalte van het voerrantsoen heeft veel invloed op het TAN-gehalte van de mest.

Weidegang

Nu blijkt dat op veenweidebedrijven het aandeel grasland hoger is dan op gemiddelde melkveebedrijven. Omdat het gehalte aan ruw eiwit in gras wat hoger is dan in snijmaïs, zal het TAN-gehalte in de mest op die bedrijven wat hoger zijn.

Een andere factor is de beweiding. Door weidegang zorg je dat urine en mest minder snel samenkomen, de ammoniakemissie wordt daardoor lager. Maar in veenweidegebieden is beweiding soms lastiger. En ook de mesttoeding speelt een rol want het gebruik van een zodebemester, die zorgt voor een lagere ammoniakuitstoot is op veengrond vaak niet mogelijk.

 

(Bron foto: Shutterstock )

Links

(7)