Is schoon wel zo gewoon?
Dat deze vragen niet zo makkelijk te beantwoorden zijn bleek tijdens het Studium Generale ‘Is schoon wel zo gewoon’ dat het lectoraat Welzijn van Dieren van hogeschool VHL Leeuwarden organiseerde op 2 december jl.
Vertrouwde geuren
Gespreksleider drs. Inge Koenis, docent zoötechniek Hogeschool VHL, opende de middag en gaf een korte introductie op het onderwerp. Hoe gedraagt een dier zich van nature? Wat is zijn comfort zone? Dieren en mensen zoeken van tijd tot tijd geborgenheid. Voor de ijsvogel is dat de met braakballen bevuilde nestkamer, voor ons is dat de m2 van het kleinste kamertje. De vertrouwde geur stelt dieren gerust. Reinigen en ontsmetten heeft een averechts effect, de vertrouwde geuren verdwijnen en dit heeft invloed op het welzijn van het dier.
Standaardiseren van schoonmaken
Dr. Saskia Arndt, verbonden aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, ging hier verder op in. Bij het schoonmaken van een verblijf bijvoorbeeld, speelt het schoonmaakmiddel een rol, maar ook degene die het verblijf schoon maakt. Beide factoren hebben hun eigen geur en dit kan door het dier als attractief of aversief worden ervaren. Omdat dieren veelal sterk reageren op geuren, kan dit de uitkomst van dierproeven beïnvloeden. Standaardiseren is dan de oplossing. Niet alleen in de wijze van schoonmaken, maar ook in het gebruik van schoonmaakmiddel, parfum van degene die het verblijf schoon maakt, en tijdstip waarop schoon gemaakt wordt. Welzijnsaantasting is hierbij echter nog steeds mogelijk.
Verrijking versus hygiëne
Drs. Ingrid van Dixhoorn van Wageningen UR Livestock Research nam de toehoorders mee in een van haar experimenten bij biggen. De ene groep biggen werd op de gangbare, prikkelarme wijze gehouden en de andere groep werd verrijkt gehouden – zowel sociaal als met gammabestraald wroetsubstraat. Verrijkt gehouden biggen scoorden in het algemeen beter in diverse testen. Tijdens het spenen werd veel minder nagebeten bij de groepsgenoten, als uiting van frustratie. Ook herstelden zij sneller van een virus- infectie en was het aantal longlaesies beduidend lager. In de praktijk is het verrijkt houden van biggen met behulp van stro en turf lastiger in verband met de afvoer van de mest en het schoonhouden van het hok. Ook is onbekend wat het effect is van substraat indien bacteriën, schimmels en andere micro-organismen niet vooraf door gammastraling zijn gedood. De positieve invloed van substraat als zodanig is echter overduidelijk.
Desinfecteren met ozon
Wat een milieuvriendelijke wijze van desinfecteren van een verblijf is vertelde Peter van de Laar, Van Eck b.v., in zijn bijdrage. De gevaren van chemische middelen voor desinfectiemiddel worden allengs duidelijk. Daarom zoekt dhr. van de Laar naar alternatieve middelen zoals ozon. Ozon is gasvormig en dringt de aanwezige bacteriecellen binnen waardoor deze kapot gaan. Op een zomerse dag worden buiten waarden bereikt van ongeveer 60 ppb ozon, wat tevens de maximaal aanvaardbare concentratie is. Bij lage concentraties ozon, < 50 ppb, kan het gebruikt worden bij aanwezigheid van mens en dier. Om een praktijkresultaat te noemen: bij een vleeskuikenbedrijf waar jarenlang luchtweginfecties voorkwamen werden deze bij gebruik van ozon niet meer aangetroffen en was het ammoniakgehalte met 60% gereduceerd. Nader onderzoek is nodig om het effect te bewijzen.
Vanuit de zaal werd kritisch meegeluisterd en na de drie bijdragen konden de studenten Diermanagement en Dier-en-Veehouderij de sprekers aan de tand voelen. Op de stelling of hygiëne een basisvak zou moeten zijn in het agrarisch onderwijs werd wisselend gereageerd door de studenten. Nee, iedereen weet toch hoe dit moet – Ja, het is belangrijk om hier veel over te weten – of zou het juist over immunologie moeten gaan i.p.v. over de hygiëne?
Hygiëne blijkt een boeiend onderwerp en het SG heeft studenten en docenten weer vanuit diverse invalshoeken voldoende stof tot nadenken gegeven.
(Bron foto: Hogeschool Van Hall Larenstein)