Maaibeheer voor de grote vuurvlinder
De ondersoort batava van de grote vuurvlinder komt wereldwijd nog maar op twee plekken voor, beide gelegen in Nederland: De Weerribben en de Rottige Meente. Voor beheerders is het belangrijk om kennis te hebben over welk beheer het gunstigste uitpakt voor de grote vuurvlinder: moeten we zomermaaien, wintermaaien of helemaal niet maaien? In het artikel Maaibeheer voor de grote vuurvlinder worden de voor- en nadelen op een rijtje gezet.
Waterzuring
De waterzuring is als gastheer voor de grote vuurvlinder van groot belang. Op deze plant zetten de vrouwtjes hun eitjes af. Na ongeveer een week komen de eitjes uit en eten de rupsen zo’n twee weken lang van de waterzuring. Hierna gaan ze in diapauze (overwintering) op verdorde bladeren, maar vooral ook in de omringende vegetatie. Na de winter, als de waterzuring weer begint uit te groeien en zijn bladeren ontwikkelt, keren de rupsen terug naar geschikte bladeren van dezelfde plant en eten ze zich vol. In mei of juni verpoppen ze zich en dan begint de cyclus opnieuw. De vlinders vliegen van eind juni tot eind augustus.
Maaien
De waterzuring is een algemene plant, zeker in de laagveengebieden waar de grote vuurvlinder nog voorkomt. De plant groeit veelal direct aan de waterrand of in jonge verlandingssituaties. Naarmate percelen in laagveengebieden ouder worden, verlanden, verruigen en verzuren ze, waardoor waterzuring op termijn verdwijnt. Maaien en afvoeren van het maaisel voorkomt verruiging. Dat is belangrijk voor de grote vuurvlinder. Tegelijkertijd zorgt maaien echter voor een groot risico: waterzuring met eitjes en rupsen kunnen worden weggemaaid, maar ook onbezette waterzuring (potentiële planten voor ei-afzet) verdwijnen, alsmede nectarplanten voor de vlinders.
Maai-experimenten
Maaien is dus noodzakelijk, maar het is voor de grote vuurvlinder heel belangrijk om er voorzichtig mee om te springen. Want een verkeerd maaibeheer kan grote gevolgen hebben. Experimenten in De Weerribben met wintermaaien en zomermaaien hebben geen uitsluitsel kunnen geven over welk maaibeheer resulteert in de hoogste rupsoverleving. Zolang er niet meer duidelijkheid is over het effect van zomermaaien en wintermaaien, kan men stellen dat de voorkeur vooralsnog naar aangepast zomermaaien uit moet blijven gaan, vanwege de licht hogere (maar niet significante) overlevingspercentages in vergelijking met wintermaaien.
Bron foto: Pixabay