Nieuws

Maatregelen tegen nutriëntenuitspoeling in kaart gebracht

Akker met water
Bron foto: Tony Campbell, Shutterstock
Samenvatting
  • Onderwerp
    Nutriëntenuitspoeling
  • Interessant voor
    Akkerbouwers, tuinders, melkveehouders
Bekijk de bronnen
Op tijd een vanggewas zaaien, rijenbemesting van maïs op zand- en lössgrond, drijfmest verdunnen bij het uitrijden, compost en organische mest gebruiken en stroken langs waterlopen onbemest laten. Het zijn een handjevol beproefde maatregelen om de uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater te beperken.

Een groep experts van Wageningen Environmental Research, Deltares, RIVM en KWR zijn het eens geworden over zestig maatregelen die op perceelsniveau een positief effect op het milieu kunnen hebben. Afhankelijk van de plek in Nederland en de beschikbaarheid van voorzieningen als een drainagesysteem zijn voor elke boer of tuinder vijf tot bijna veertig stappen in de bedrijfsvoering te zetten om de waterkwaliteit te verbeteren. Dit is verder uitgewerkt in het online hulpmiddel Maatregelen-op-de-Kaart.

Wie bijvoorbeeld inzoomt op een aardappelenperceel in de Achterhoek vindt maatregelen als het toepassen van sleepslangbemesting of niet-kerende grondbewerking om de bodemkwaliteit naar een hoger niveau te brengen. Met een slechte staat van het grondwater in dit specifieke gebied kan de agrarisch ondernemer de uitrijdperiode van dierlijke mest beter verkorten en organische mest gebruiken. Ook is een van de adviezen om groenbemesters in te zetten.

Effectiviteit van maatregelen

In tal van gebieden zijn de nitraatgehalten hoger dan de geldende landelijke normen. Dat is aan de orde voor met name het ondiepe grondwater onder landbouwgronden in zand- en lössgebieden. Door een te hoge concentratie nutriënten in het water gaat de ecologische kwaliteit achteruit. De vier kennisinstituten hebben daarom de effectiviteit van maatregelen tegen het licht gehouden.

Wetenschappers maken daarbij een onderscheid tussen de type maatregelen die een boer of tuinder kan zetten. Zo zijn bronmaatregelen gericht op het verminderen van een overschot aan stikstof en fosfor in de bodem. Dat kan onder meer door precisiebemesting, het aanpassen van mestgiften door het groeiseizoen heen of het verhogen van de opname door gewassen, zoals het inzetten van een vanggewas na de oogst.

Vastleggen van nutriënten

Route- en zuiveringsmaatregelen gaan over het vroegtijdig afvangen, vastleggen of omzetten van nutriënten, voordat ze in het oppervlaktewater terechtkomen. Dit geldt ook voor nitraat dat uitspoelt naar het diepere grondwater. Voorbeelden van routemaatregelen zijn regelbare drainage, bufferstroken, groenbedekking en het aanpassen van het maaibeleid. Vaak zijn deze maatregelen goed te combineren met een bijdrage aan klimaatadaptatie, biodiversiteit en kringlooplandbouw, schrijven de wetenschappers.

Het verbeteren van de bodem komt vaak ten goede aan de gewasgroei, vermindert risico’s op oppervlakkige afspoeling en vergroot of herstelt de natuurlijke zuiverende werking door bodemleven. Het kan daarom zowel als bronmaatregel en als routemaatregel worden gezien. Voor het op kortere termijn verminderen van fosforverliezen naar oppervlaktewater zijn vooral routemaatregelen en zuiverende maatregelen nodig om de belasting naar het oppervlaktewater substantieel te verminderen.

Lange termijn

In twee pilotgebieden is een intensief meetsysteem opgezet om beter inzicht te krijgen in de bronnen en routes van de nutriëntenstromen en om zogenoemde hotspots en hot moments te identificeren. Het gaat om de Vuursteentocht in oostelijk Flevoland en de Vinkenloop in Noord-Brabant. Hier zijn diverse innovatieve meettechnieken ingezet.

De monitoring levert nieuwe inzichten op zoals het verschijnsel dat nitraatuitspoeling na een regenrijke periode sneller optreedt dan op basis van landelijke en regionale modelstudies wordt verwacht. Ook blijken de routes van het water naar de drains en sloten ondieper dan in studies steeds is aangenomen.

De experts, verenigd in Kennisimpuls waterkwaliteit, willen in beide pilotgebieden de monitoring over een lange periode – liefst permanent – voortzetten. ‘Dan blijft het een ideale proeftuin voor nieuwe meettechnieken, voor de toetsing van modellen en voor het afleiden van effecten van landbouwmaatregelen in een reële veldsituatie’, zo staat in de aanbevelingen.

Bronnen

(4)