Nederlandse en Franse slarassen in historisch perspectief
Genetische verarming is de achteruitgang in de genetische diversiteit binnen een soort of gewas als gevolg van verschillende processen, waaronder domesticatie, omgevingsveranderingen en modernisering van onze landbouw.
Recentelijk is een publicatie verschenen waarin historische trends in de diversiteit van Nederlandse en Franse slarassen werden bestudeerd aan de hand van zaadcatalogi en DNA gegevens. In deze studie werd geen genetische verarming als gevolg van moderne plantenveredeling gevonden. De DNA gegevens lieten een dip in de diversiteit in de 60-er jaren van de vorige eeuw zien maar ook een trend van herstel in de jaren erna.
In het artikel ‘A historical analysis of diversity trends in French and Dutch lettuce cultivars’ werden 225 Nederlandse en Franse zaadcatalogi bestudeerd, uitgegeven in de periode 1840 – 2000. Het grootste deel van deze catalogi was te vinden in de Speciale Collecties van de Wageningen Universiteit. Vaak zijn deze catalogi ook prachtig geillustreerd en voorzien van extra informatie over de verschillende rassen. In deze catalogi werden meer dan 7000 vermeldingen van slarassen gevonden, waarbij 878 verschillende rassen konden worden onderscheiden. In de catalogi konden veel synoniemen worden geïdentificeerd, onder andere door gebruik te maken van historische literatuur en rassenlijsten. Een voorbeeld is het ras ‘Passe-partout’, dat onder 60 verschillende synoniemen voorkwam, waaronder ‘Duitsche Zwarte’, ‘Zwart Duitsch’, ‘Zwart Duitsch Zwart Zaad’ en ‘Zwarte Duitse’.
In de studie konden een aantal veranderingen worden waargenomen, die zich met name afspeelden rond de 60-er jaren van de vorige eeuw. Zo nam het aantal zaadbedrijven geleidelijk toe tot aan de 60-er jaren, maar zeer sterk af in de periode daarna. Het aanbod aan verschillende rassen nam daarentegen zeer sterk toe. Tussen 1880 en 1890 konden tuinders in Nederland uit minder dan 50 verschillende sla rassen kiezen, ruim een eeuw later was dit toegenomen tot meer dan 350. In het begin van de vorige eeuw was er een grote overlap tussen het assortiment van de verschillende bedrijven, waarbij één ras door veel verschillende bedrijven werd aangeboden. Na de zestiger jaren veranderde dit, en in de jaren 90 van de vorige eeuw werden bijna alle rassen door slechts één bedrijf aangeboden.
Het ontstaan van grote multinationals en de implementatie van de International Convention for the Protection of New Varieties of Plants (UPOV) liggen waarschijnlijk aan deze ontwikkelingen ten grondslag. Het kwekersrecht dat hierbij werd vormgegeven geeft een bedrijf het alleenrecht een ras te verkopen zolang dat tenminste duidelijk verschillend is van bestaande rassen. Sla is één van de eerste gewassen waarop dit werd toegepast.
De levensduur van slarassen nam steeds verder af in de vorige eeuw: rassen werden steeds sneller vervangen door nieuwe rassen in vergelijking met oudere periodes. Dit laatste wordt volgens de auteurs o.a. veroorzaakt door de versnelde doorbreking van ziekteresistenties, zoals tegen valse meeldauw Deze resistenties worden steeds vaker gezocht in wilde soorten die voldoende kruisbaar zijn met cultuursla. Op deze manier wordt nieuwe diversiteit in het gewas geïntroduceerd. Mogelijk heeft dit bijgedragen aan de waargenomen toename van de diversiteit op basis van DNA merker onderzoek, na een lichte daling rond de 60-er jaren.
In het onderzoek werden geen aanwijzingen gevonden voor genetische verarming als gevolg van de moderne plantenveredeling. Deze resultaten sluiten daarmee aan op die van eerder uitgevoerd onderzoek door het CGN, waarin landbouw gewassen, met name granen, centraal stonden.
(Bron foto: CGN)