Nieuwe inzichten over essentaksterfte
De essentaksterfte is nog maar relatief korte tijd in ons land. In 2010 werden de eerste aantasting in Groningen gevonden. Drie jaar later kwam het Bosschap met een praktijkadvies hoe om te gaan met deze ziekte. Dat advies gaf richtlijnen voor het snoeien van bomen, het eventueel afzetten en kappen van aangetaste bomen.
Literatuuronderzoek
Beheerders hebben nu bijna vier jaar ervaring met het beheer van de ziekte. Reden voor Jaap Gunnink, student Toegepaste Biologie bij CAH Vilentum om te onderzoeken welke beheermaatregelen effectief zijn. Hij deed literatuuronderzoek en hield interviews met 33 beheerders in bijna heel Nederland. In het vakblad Boomzorg schreef hij een artikel over zijn verkenning ‘Wat is anno 2014/2015 bekend over het beheer van essentaksterfte’
In de meeste landen wordt geadviseerd niet te snel tot kap over te gaan van aangetaste bomen. Door bomen zo lang mogelijk te behouden, bouw je kennis op over het bestaan van resistente bomen of bomen die minder vatbaar zijn voor deze schimmelziekte, zo schrijft Gunnink. Dat betoogt ook de Deens onderzoekster Iben Margrete Thomsen, zo is te lezen in het artikel ‘Een flink teruggesnoeide es is beter dan geen es’ in dezelfde editie van het vakblad. In het bos kan kappen nodig zijn, zo denkt ze. Aangetaste bomen zijn vatbaar voor honingzwam en bastkevers; het hout is dan niets meer waard. Maar in de stad hoef je niet te kappen.
Engeland
In Engeland is meer kennis over het beheer van deze ziekte, schrijft Gunnink. Daar is onderzocht wat er gebeurt op korte en lange termijn: perioden van een tot tien jaar of perioden van vijftig tot honderd jaar. Voor de eerste periode lijkt het beter aan te sturen op verjonging, voor de tweede periode maakt het niet zo veel uit. De meeste essen zijn dan al vergaan. In Engeland is ook gekeken naar vervangende soorten, mocht de es massaal sterven en grotendeels verdwijnen. Zomer- of wintereik zijn soorten die de es goed kunnen vervangen, ook beuk, gewone esdoorn, hazelaar en ruwe en zachte berk zijn goede alternatieven. Thomsen zegt dat je minder vatbare klonen kunt planten zoals Fraxinus ornus en F. americanus en sommige klonen van F. excelsior. Kwekers zouden ook aan de slag kunnen gaan met F. mandshurica.
Monitoring
Omdat de kennis over het beheer van de ziekte nog in ontwikkeling is, adviseert Gunnink een landelijk monitoringsprogramma op te zetten. Verder raadt hij aan het prakijkadvies uit 2013 aan te vullen met maatregelen zoals ruimte bieden voor verjonging en het advies vervangende boomsoorten te gebruiken.
(Bron foto: Pixabay)