Omgaan met essentaksterfte: sparen of kappen
De essentaksterfte grijpt steeds meer om zich heen. De ziekte is een schimmel: het vals essenvlieskelkje (Hymenoscyphus fraxineus of Chalara fraxinea) die afkomstig is uit Oost-Azië. De ziekte komt in Nederland op veel plaatsen voor en tast meerdere essensoorten aan. De gewone es (Fraxinus excelsior) is vrij gevoelig voor deze schimmel die zich via sporen door de lucht verspreidt. Bomen worden elk jaar opnieuw geïnfecteerd. Na infectie ontstaat taksterfte. Bij aanhoudende en zware aantasting sterft de boom uiteindelijk door verzwakking. Andere ziektes en schimmels zorgen voor de genadeslag.
Praktijkadvies
Je hoeft niet meteen elke boom te kappen bij het constateren van een infectie. Vakblad bos natuur landschap zet in het aritkel 'Leve de es!' de mogelijke maatregelen op een rij. Het vakblad baseert zich daarbij op de laatste versie van het 'Praktijkadvies essentaksterfte' van VBNE. Voor je maatregelen neemt, moet je eerst kijken of er bomen zijn die enige mate van resistentie hebben, is het advies. Dat kun je het beste zien in de periode half mei-half juli. Als je denkt dat bomen met enige mate van resistentie gevonden hebt, behoud deze dan. Wat je verder moet doen, hangt af van de groeiplaats.
Omvorming
In hakhout bij knotessen is beheer lastig. Als je de essen vaker afzet, wat een gebruikelijke onderhoudsmethode is, worden ze vatbaarder voor essentaksterfte. In hakhoutpercelen zal het beheer gericht zijn op op omvorming met andere soorten zoals iep, haagbeuk, veldesdoorn, hazelaar of zwarte els, en resistente essen. Knotessen moet je zo min mogelijk knotten. In houtwallen zet je zieke essen af, resistente essen laat je staan.
Cultivars
Een es als laanboom langs een weg staat vrij en is daarom minder vatbaar voor aantasting. Het advies is die essen zo weinig mogelijk te snoeien. Je kapt essen pas wanneer duidelijk is dat de bomen niet in staat zijn de ziekte te boven te komen. Plant je nieuwe essen aan, kies dan voor cultivars die minder gevoelig zijn zoals Altena, Atlas en Geessink.
In bossen zal het beheer vaak gericht zijn op omvorming. In natuurbossen: de rivier- en beekbegeleidende bossen kun je dat doen met fladderiep, zoete kers, hazelaar en op de hogere delen met winterlinde. In een haagbeuken- en essenbos, kun je kiezen voor fladderiep, esdoorn, Spaanse aak en hazelaar.
(Bron foto: Forestry Commision UK )