Oranje Lijst uitgebreid met twee akkerbouwgewassen: Tarwe en Gerst
Door allerlei bronnen te raadplegen zijn niet alleen namen van oude rassen en landrassen opgetekend, maar ook zijn afbeeldingen van rassen en extra informatie over bijvoorbeeld het type samengebracht in deze database. Ook is nagegaan of de rassen nog aanwezig zijn bij zaadleveranciers of in collecties van genenbanken.
In 1990 beschreef Anton Zeven in zijn boek “Landraces and Improved Cultivars of Bread Wheat and Other Wheat Grown in the Netherlands up to 1944” ruim 350 tarwerassen. Dit betreffen niet alleen oude Nederlandse landrassen, zoals bijvoorbeeld Gelderse Ris en Zeeuwse tarwe, maar ook rassen, veredeld in NW Europese landen, waaronder Nederland, die in deze periode op grote schaal geteeld zijn. Tussen 1930 en 1950 waren bijvoorbeeld eerst Wilhelmina en daarna Juliana het meest geteelde ras in Nederland. In het begin van de 20ste eeuw is er in Nederland veel veredelingswerk aan tarwe verricht aan het Instituut voor Plantenveredeling in Wageningen, maar er waren ook succesvolle particuliere veredelaars, zoals R.J. Mansholt. Harro Maat heeft de geschiedenis van de veredeling van tarwe in Nederland beschreven in het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief jaarboek van 1998.
Van de 355 gevonden tarwe rassen zijn nog 121 rassen, voornamelijk in collecties van genenbanken, aanwezig.
Gerst werd (en wordt) verbouwd voor voornamelijk veevoer en het brouwen van bier. Hiervoor werden verschillende rassen gebruikt: zo was (en is) brouwgerst meestal een tweerijige zomergerst, en rijk aan zetmeel. In het begin van de 20ste eeuw werd nog uitgebreid vierrijige wintergerst geteeld, zoals bijvoorbeeld Fletumer wintergerst, een selectie van R. J. Mansholt uit het landras Groninger Wintergerst. In de periode 1850 -1950 zijn 54 rassen geteeld, waarvan nog 40 rassen aanwezig zijn, voornamelijk in collecties van genenbanken.
De Oranje Lijst is doorzoekbaar en downloadable via www.oranjelijst.nl.
(Bron foto: CGN)