Nieuws

Plaagbestrijding met omnivore roofwantsen

Omnivore roofwantsen kunnen zich voeden met zowel prooidieren als plantensappen. Dat lijkt een gunstige eigenschap, maar ze kunnen bloemen en vruchten ook beschadigen. Toch blijken sommige soorten inzetbaar in de biologische bestrijding van plagen in tomaat en gerbera.

Omnivore roofwantsen van de familie Miridae hebben de bijzondere eigenschap dat ze zowel van plantmateriaal als van prooien kunnen leven. Dit brede voedselmenu heeft enorme voordelen voor de biologische bestrijding, omdat ze daardoor verschillende plaagsoorten kunnen bestrijden en tegelijkertijd preventief ingezet kunnen worden. Omnivore roofwantsen hebben daarmee een voordeel op de vaak ingezette roofwants Macrolophus pygmaeus die vooral prooidieren op het menu heeft staan. Maar dit voordeel van plantenvoeding is tegelijkertijd een nadeel, omdat de wantsen ook schade kunnen geven aan bloemen en vruchten. 

Populatie-ontwikkeling

In een onderzoeksproject is de potentie voor plaagbestrijding met een aantal soorten omnivore roofwantsen onderzocht in gerbera, roos en tomaat. De plaagbestrijding was gericht op wittevlieg (gerbera en tomaat), Echinothrips (roos en gerbera), Tuta absoluta (tomaat), Turkse mot (gerbera en tomaat) en Nesidiocoris tenuis (tomaat). Daarnaast keken de onderzoekers naar de schade die ze veroorzaken in gerbera en tomaat en is er gekeken naar methoden om vestiging te verbeteren.

Uit het onderzoeksrapport 'Plaagbestrijding met omnivore roofwantsen' blijkt dat alle vier onderzochte soorten wantsen (Macrolophus pygmaeus, Dicyphus errans, Dicyphus bolivari en Dicyphus cerastii) zich in tomaat kunnen vestigen en een populatie kunnen opbouwen. Bij zeer hoge dichtheden gaven die wantsen wel schade aan het gewas. De Dicyphus-soorten geven de meeste vruchtschade, terwijl M. pygmaeus zorgde voor bloemabortie.

Nesidiocoris

Daarnaast onderzocht het project het effect van die roofwantsen op de mediterrane roofwants Nesidiocoris tenuis (Nesi), die steeds vaker in tomaat wordt aangetroffen. Hoewel deze soort een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bestrijding van wittevlieg en de tomatenmineermot, geeft die wants ook gewasschade waardoor de rover in feite een plaag is. De Nesi-wantsen prikken in vruchten en bloemen, zorgen voor necrotische ringen waardoor stengels afbreken en ze belemmeren de groei van de plant. Een besmetting met Nesi kan bovendien een populatie van de ingebrachte en gewenste roofwants Macrolophus pygmaeus verdringen.

De vraag rees of je de ontwikkeling van de omnivore roofwants Nesidiocoris kunt beperken door andere omnivore roofwantsen uit de zelfde familie (Miridae) in het gewas te brengen. In de zomer van 2018 is door Wageningen University & Research, BU Glastuinbouw in een kasproef gekeken of je de schade van deze ongewenste wants zo kunt beperken. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat drie soorten Dicyphus-wantsen (D. errans, D. bolivari en D. cerastii) de vestiging van Nesi aanzienlijk kunnen terugdringen.

(Bron foto: Dicyphus errans: Petro Pynnönen [CC BY-SA 4.0], via Wikimedia Commons )