Populaties van winterlinde, zomerlinde en hulst veilig gesteld in genenconserveringsunits
Op Europees niveau is door EUFORGEN een strategie ontwikkeld, waarin belangrijke genenbronnen van bomen in hun natuurlijke habitat en klimaat een toegewezen status krijgen. Hierbij worden plekken waar belangrijke populaties autochtone bomen en struiken groeien aangewezen als genenconserveringsunits. In de afgelopen jaren heeft het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland al dertien genenconserveringsunits aangewezen en dit jaar zijn er drie bijgekomen. Belangrijk voor deze units is dat deze continu beheerd worden.
Winter- en Zomerlinde
Dit jaar zijn de winterlinde (Tilia cordata) en de zomerlinde (Tilia platyphyllos) in het Savelsbos aangewezen. Het Savelsbos is bijzonder omdat vrijwel alle wilde hier thuishorende boom- en struiksoorten er nog voorkomen. In het Savelsbos komen meer dan 2500 autochtone lindebomen voor[1], wat uniek is. Autochtone lindebomen zijn namelijk zeldzaam in Nederland. Dit in tegenstelling tot de hybride cultuurvariëteiten die veelvuldig zijn aangeplant op pleinen en in lanen. De genen van deze autochtone bomen van zomer- en winterlinde willen we dan ook graag voor de toekomst bewaren onder de natuurlijke omstandigheden waar ze groeien.
Hulst
In Drenthe zijn twee bosgebieden aangewezen als genenconserveringsunit voor hulst. Door pollenonderzoek is aangetoond dat de hulst al eeuwenlang een belangrijke plaats had in één van deze bossen.
[1] N.C.M. Maes, E. van den Dool, K.A.O. Eichhorn, R.W.A. van Loon & P. Veen, Het beheer van wilde bomen en struiken in Natura 2000 boshabitats, De levende natuur, uitgave 6, november 2018.
Foto: Hakhoutstoven van winterlinde en zomerlinde in het Savelbos. Bron foto: CGN