Nieuws

RIVM adviseert test die kijkt naar effect gewasbeschermings­middel op zenuwstelsel

Gewasbescherming tractor
Bron foto: Bruce Works, Shutterstock
Samenvatting
  • Onderwerp
    Gewasbeschermingsmiddelen
  • Interessant voor
    Akkerbouwers, tuinders
Bekijk de bronnen
Veroorzaken gewasbeschermingsmiddelen ziekten als Parkinson, Alzheimer en ALS? Die vraag klinkt steeds vaker én luider. Het RIVM pleit voor aangepaste en nieuwe testmethodes, zodat de risico’s van deze middelen beter kunnen worden beoordeeld.

Parkinson, Alzheimer en ALS zijn zogeheten neurodegeneratieve aandoeningen: ze tasten het zenuwstelsel aan, met functieverlies tot gevolg. Al zo’n zeven jaar worden deze ziekten in verband gebracht met gewasbeschermingsmiddelen. Vooral mensen die ermee werken - zoals akkerbouwers, telers en kwekers - zouden een verhoogd risico lopen op een neurodegeneratieve aandoening. Door de Parkinson Vereniging wordt het ontstaan van deze ziekten in verband gebracht met middelen die werkzame stoffen als glyfosaat of mancozeb bevatten.

Rapport met aanbevelingen

Het RIVM heeft half november het rapport ‘Gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten: mogelijkheden om de toelatingsvereisten te verbeteren’ opgeleverd over het onderwerp. Dit gaat niet zozeer over de vraag óf er een verband is tussen gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve aandoeningen. Het rapport beschrijft wat ervoor nodig is om het effect van bepaalde stoffen op het zenuwstelsel beter in kaart te brengen. Ook zijn er aanvullende vragen gesteld door de Kamer naar aanleiding van het rapport en heeft de landbouwminister van destijds, minister Schouten van kabinet-Rutte III, nieuwe adviezen over dit onderwerp aangevraagd bij het RIVM.  

Beroepsziekte in Frankrijk

Parkinson en Alzheimer staan vooral bekend als ouderdomsziekten. Maar leeftijd is niet de enige factor die een rol speelt bij het ontstaan en het verloop van deze aandoeningen. Het is aangetoond dat leefstijl en omgeving ook van invloed zijn. Om die reden geldt Parkinson in Frankrijk als beroepsziekte. Ook bepaalde varianten van genen spelen een rol.

Op basis van verschillende studies is het aannemelijk dat er een verband bestaat tussen beroepsmatig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en neurodegeneratieve ziekten. Maar een duidelijk causaal verband is lastig aan te tonen. Daarvoor zijn de onderzochte groepen (van proefdieren) te klein. Bovendien worden de dieren over langere tijd blootgesteld aan verschillende stoffen, waardoor het (directe) effect van een afzonderlijke stof moeilijk te bepalen is.

Te weinig informatie

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mag geen onaanvaardbaar risico vormen voor mens, dier en milieu. De werkzame, vaak giftige stoffen die erin zitten, worden dan ook pas goedgekeurd nadat de risico’s van die stoffen zijn bestudeerd. Maar de eisen die nu aan zulke onderzoeken worden gesteld, leveren te weinig informatie op om te kunnen inschatten of een stof mogelijk leidt tot aantasting van het zenuwstelsel. 

Aanbeveling: testmethodes verbeteren

Het RIVM doet een aantal aanbevelingen om bestaande testmethodes te verbeteren. Zo zouden de bestaande richtlijnen voor proefdierstudies van de OECD (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) moeten worden aangepast. Dit met als doel de mogelijke aantasting van het zenuwstelsel door gewasbeschermingsmiddelen beter op te sporen. Zo kan er gekeken worden of een werkzame stof effecten veroorzaakt die hierop duiden.

Voor de lange termijn zou er een testmethode zonder het gebruik van dieren moeten worden ontwikkeld. Deze zou dan ook moeten worden vastgelegd in Europese wetgeving. Op de korte termijn oppert het RIVM dat er een maatregel moet komen die ervoor zorgt dat mensen die met de middelen werken, tijdens het gebruik minder aan de mogelijk schadelijke stoffen worden blootgesteld.

Europees overleg

Minister Schouten vond de aanbevelingen waardevol. Al was het alleen maar omdat ze de mogelijkheid bieden procedures aan te scherpen op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Verder belooft ze de Tweede Kamer in elk geval het onderwerp bij haar collega’s in Brussel en bij Europese instanties onder de aandacht te (blijven) brengen.