Spintbestrijding steeds lastiger
Komkommerteler Stouten uit Oosterland maakt zich zorgen over het gebrek aan innovatie in de beheersing van kasspint. Samen met zijn vader runt hij een 2 hectare groot komkommerbedrijf. Als het kan zet hij biologische bestrijders in zoals de roofmijt Phytoseiulus persimilis of Neoseilus californicus. En als het nodig is corrigeert hij met chemische middelen. Maar het pakket aan chemische correctiemiddelen staat onder druk. En de inzet van biologische bestrijders vraagt veel aandacht.
Roofmijt
De toepassing van de roofmijt Phytoseilus komt heel precies, zo legt hij uit in het artikel 'Innovatie in biologische bestrijding is heel erg gewenst' dat in onder Glas verscheen. De roofmijt moet je op de plek brengen waar de spintmijten zich bevinden. Spintmijten ontwikkelen zich vooral goed in een warme omgeving met een lage luchtvochtigheid, terwijl de roofmijt juist niet houdt van een lage luchtvochtigheid. En bij hoge temperaturen beweegt die roofmijt zich langzamer dan de spintmijt.
Toch is het wat hem betreft de 'pacman van de spint'. Hij zet ook wel Neoseilus californicus in, een andere roofmijt, maar die is als biologische bestrijder niet voldoende, vindt hij. En van het effect van de spintgalmug Feltiella acarisuga is hij nog niet overtuigd.
Correctiemiddelen
Omdat de bestrijding soms hapert moet hij correctiemiddelen inzetten. Dat laatste is lastig, want het aantal te gebruiken middelen wordt steeds minder. Gelukkig is er onlangs een nieuw middel acequinocyl op de markt gekomen. Maar hij vindt dat de innovatie in de gewasbescherming te traag verloopt.
Innovatie
Stouten heeft zijn hoop gezet op het PPS-project Mijten dat door Topsector Tuinbouw & Uitgangsmateriaal is gestart. Dat project richt zich op spintbestrijding. De onderzoekers zoeken naar nieuwe roofmijten die onder lage luchtvochtigheidomstandigheden kunnen overleven, die een beter zoekgedrag vertonen en waarvoor alternatief voedsel beschikbaar is. De komkommerteelt wordt daarin meegenomen.
(Bron foto: PPO Wageningen UR)