Terugblik: BoerenNatuur Kennisuur – De Steenuil
Ronald van Harxen en Pascal Stroeken van de landelijke steenuilenwerkgroep STONE (steenuilenoverleg Nederland) doen al sinds 1986 steenuilenonderzoek en -bescherming in de regio Winterswijk, Aalten, Lichtenvoorde. Tijdens dit kennisuur vertellen zij meer over de leefwijze, het gedrag, populatietrends en de bescherming van steenuilen. Tot slot geven ze antwoord op de vraag, wat kunnen we leren van deze soort om het erf en omliggende landschap biodiverser te maken?
BoerenNatuur Kennis uur - Steenuil
Bron: BoerenNatuur Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer
Kennismaking
Van de 6 broedende uilensoorten in Nederland is de steenuil de kleinste. Van kop tot kont is een steenuil niet veel groter dan een merel, maar wat boller. De steenuil is een typische erfbewoner. Een van de kenmerken van de steenuil is dat hij zich vrij makkelijk laat zien. Overdag kun je ze regelmatig zien zitten in het zonnetje en in de broedtijd jagen ze ook overdag en ’s avonds en ’s nacht laten ze zich veelvuldig horen.
Verspreiding en populatietrend
Bron: Sovon soortverspreiding - Steenuil
De steenuil komt met name voor op de zandgronden van Oost- en Zuid-Nederland, maar ook op kleigronden zijn broedende steenuilen te vinden. De witte vlek van de Veluwe laat zien dat de steenuil duidelijk geen bosvogel is. De vraag is, waarom ontbreken ze in grote delen van Drenthe, Friesland en Groningen? Vroeger was dat anders. Tot de jaren 70 waren hier nog redelijke populaties, maar na de strenge winters in de jaren 70 is dat flink afgenomen. Steenuilen kunnen namelijk slecht tegen langdurige sneeuwbedekking in de winter. De steenuil zit aan de noordelijke rand van zijn verspreidingsgebied in Europa. De krimp zie je altijd aan de randen. Dus als het iets minder goed gaat met de soort, zie je het verspreidingsgebied krimpen aan de randen.
Het aantal broedparen wordt geschat op 9.000 door Sovon. Het slechte nieuws is dat dit fors minder is dan het ooit was. Naar schatting waren er in de eerste helft van de twintigste eeuw 20.000-25.000 broedparen in Nederland. Het goede nieuws is dat met name op de zandgronden de populatie op z’n minst stabiel blijft en zelfs her en der wat toeneemt.
Verschillen tussen man en vrouw
Bij steenuilen is het verschil tussen man en vrouw niet goed waar te nemen. Alleen als je een steenuil in de hand hebt tijdens de broedperiode kun je het vrouwtje herkennen aan de kale plek op de buik, de broedvlek. Alleen het vrouwtje broedt. Veren isoleren heel goed. Daarom vallen de veren uit aan het begin van de eileg. Daardoor kan het vrouwtje haar lichaamswarmte goed op de eieren overbrengen.
“Daarnaast hebben we de indruk dat de mannetjes en vrouwtjes enigszins van elkaar zijn te onderscheiden aan de vorm van de kop. Het mannetje heeft vaak een wat kleiner en ronder kopje vergeleken met het vrouwtje met een wat breder en platter kopje.”
Tot slot geldt voor vrijwel voor alle roofvogels en uilen, en dus ook voor steenuilen, dat de vrouwtjes gemiddeld wat zwaarder en groter zijn dan de mannetjes. Maar bij steenuilen is er enige overlap. Dus op basis van gewicht en grootte alleen kun je nooit met zekerheid iets over het geslacht zeggen.
Leefwijze
De steenuil legt gemiddeld het eerste ei rond half april. Vier eieren is de gemiddelde legselgrootte. De broedtijd bedraagt 26 dagen en de eieren zijn vrij rond en glanzend wit.
“Wat veel mensen niet weten is dat een ei in gewicht afneemt gedurende de broedtijd. Er vindt stofwisseling in het ei plaats doordat het embryo zich ontwikkelt. Afvalstoffen worden uitgescheiden en ontsnappen door hele kleine poriën in de schaal. Een ei kan 2 tot 2,5 gram afnemen gedurende broedperiode.”
Het embryo dat in het ei zit pikt 24 uur voordat het uitkomt de luchtkamer in het ei aan de stompe kant van het ei aan om de longademhaling op gang te brengen. Pas vanaf dat moment kan het uilskuiken zijn longen gebruiken om te piepen. Voor de ouders is dat natuurlijk het signaal: ‘de geboorte is aanstaande’. Met klokkende geluiden communiceert moeder steenuil met haar nog niet geboren kuikens in het ei. Voor de vader is dat het teken dat hij serieus werk moet gaan maken van het vangen van muizen.
Na ongeveer 30 dagen verlaten de kuikens waar dat kan vaak ’s nachts de kast om overdag weer terug te keren. De staart begint pas te groeien op het moment dat de kuikens bijna de kast verlaten. En de jongen zijn nog lang te herkennen aan het dons op hun kop.
Pascal en Ronald onderzoeken de nesten om een goed beeld te krijgen van de reproductie. De vleugellengte en het gewicht van de uilskuikens wordt gemeten. Aan de hand van de vleugellengte kan de exacte leeftijd worden vastgesteld. En door het gewicht te vergelijken met het referentiegewicht, kun je iets zeggen over de conditie.
“De ouders vliegen zich de poten uit de kont om voedsel aan te voeren voor de jonge steenuilen. Dan kan het dat op een gegeven moment de jongen zwaarder zijn dan de ouders.”
Dispersie en paarvorming
Er bestaat een verschil tussen mannetjes en vrouwtjes wat betreft de afstand die ze afleggen van geboorteplaats naar hun (eerste) broedplaats (= geboortedispersie). Vrouwtjes vestigen zich gemiddeld op 10 km afstand, terwijl mannetjes gemiddeld maar 2,5 km afleggen.
“Dat is functioneel, want zouden ze allebei even ver wegtrekken, dan is de kans groter dat broer en zus elkaar tegenkomen en een nest beginnen.”
Daarnaast is er een verschil in de timing. Het mannetje wil zo snel mogelijk een territorium bemachtigen en heeft vaak in oktober, november al een plek bemachtigd. Terwijl het vrouwtje pas in januari of februari arriveert op een nieuwe plek. Het vrouwtje vliegt – vermoeden Pascal en Ronald - een aantal mannetjes af en kiest de beste kandidaat uit. Mogelijk beoordeelt ze welk mannetje het beste territorium heeft en de meeste muizen kan vangen. Steenuilen gaan een paarband aan voor hun hele leven. Als ze eenmaal het eerste jaar hebben overleefd dan worden steenuilen met gemak 5 tot 10 jaar oud.
“De oudste die wij hebben geringd is 15 jaar geworden.”
Nestgelegenheid en leefomgeving
Steenuilen zijn holenbroeders. Dat wil zeggen dat ze een holte zoeken om hun eieren in te leggen. Van oudsher vonden ze die vooral in knotbomen of in hoogstamfruitbomen. Die nestgelegenheid is fors afgenomen vergeleken met grofweg 40 à 50 jaar geleden. Daarnaast maken steenuilen veel gebruik van (oude) schuurtjes, maar ook die zijn steeds minder in het landschap aanwezig of worden gemoderniseerd waardoor steenuilen er geen plek meer vinden om te broeden.
Steenuilen zijn typische erfvogels. Waarschijnlijk broedt tegenwoordig 95 procent van de steenuilen op een erf, vaak in een steenuilennestkast. Er bestaan verschillende modellen en bouwstijlen voor nestkasten. De nestkast wordt bij voorkeur in een boom geplaatst op een dikke tak, zodat de uilskuikens een uitlooptak hebben. Als er geen geschikte bomen zijn, bestaan er ook nestkasten die in of tegen een schuur geplaatst kunnen worden of op een paal. Beide het liefst voorzien van een klein bordes of een ruime omloop voor de kuikens.
Het ideale leefgebied van een steenuil bestaat uit:
- Oude schuurtjes
- Afwisselend kort en lang gras
- Paaltjes om vanaf te jagen
- Kort begraasde paarden- of schapenweides met mest en mestkevers
- Veel variatie/afwisseling struiken voor schuilgelegenheid en voedsel.
Voedsel
Voedsel is minstens zo belangrijk als goed onderdak. Steenuilen zijn uitgesproken opportunisten. Ze pakken alles wat ze aankunnen. Van kleine insecten van een halve gram tot mollen en vogels. 12-jarig camera-onderzoek (2007-2020) laat zien dat steenuilen voor het grootste deel insecten vangen (82%, waarvan 23% meikevers). Maar kijkend naar de biomassa liggen de verhoudingen iets anders. Dan bestaat het menu voor 28% uit muizen. De uitdaging bij muizen is dat ze niet altijd beschikbaar zijn. Met name veldmuizen leven in het open grasland. In hoog gras zijn de veldmuizen niet te vangen voor steenuilen. Daarom is maaien, het liefst op het juiste moment en gefaseerd, essentieel. Het cameraonderzoek laat een duidelijke relatie zien tussen maaien en muizenvangsten. Vlak na het eerste maaimoment, zijn de muizenvangsten opeens een stuk hoger.
Het mannetje voert het broedende vrouwtje. Maar met name als de eieren net zijn uitgekomen, is voldoende stapelvoedsel van groot belang. Steenuilen leggen een voorraad om de kuikens te voorzien van voldoende voedsel. Dan is het een kwestie van timing; zijn er op dat moment voldoende muizen beschikbaar? Loopt het gelijk met de piek in meikevers?
Het aanbod aan muizen is een sturende factor voor steenuilen. In jaren met weinig muizen beginnen ze later met eieren leggen. En andersom: in jaren met veel muizen beginnen steenuilen eerder met eieren leggen en zien we een grotere legselgrootte, meer kuikens per succesvol nest, en een gemiddeld hogere conditie per kuiken.
Inzoomend op de muizen zijn er vier hoofdsoorten: veldmuis, bosmuis, huismuis en rosse woelmuis. Opmerkelijk is dat twee derde van de muizen bestaan uit mannetjesmuizen. Zijn ze misschien lekkerder? 2014 en 2019 waren topjaren voor muizen. Bosmuizen reageren sterk op het aantal eikels. Aan de hand van de mastjaren kun je dus voorspellen wanneer een goed bosmuizenjaar komt.
Ook regenwormen staan op het menu. Mogelijk is het een bewuste keuze om jonge kuikens niet al te veel regenwormen te voeren. Een worm bestaat voor een deel uit zand en uitwerpselen. Op plekken waar weinig alternatief voedsel is, maar wel veel regenwormen worden gevoerd, zijn de jongen vaak in slechte conditie. Nesten zijn smerig en de bewoonde kasten ruiken sterk naar ammoniak.
Bescherming
Het aantal actieve boerenbedrijven is fors afgenomen, maar de erven blijven vaak bewoond. Om te weten of je erf geschikt is voor steenuilen, kun je een erfscan doen. Je kijkt dan als het ware door de ogen van de steenuil naar de inrichting van je erf. Is het erf geschikt, dan kan hier bijvoorbeeld een nestkast opgehangen worden. Daarnaast zijn er veel initiatieven bij gemeentes, agrarische collectieven en natuurorganisaties om boerenerven biodiverser te maken met aanplant van kleine landschapselementen. Kijk bij welke initiatieven je kunt aanhaken.
Maar als je het leefgebied van de steenuil echt wilt verbeteren, moet je eigenlijk verder kijken dan het erf. Het territorium van een steenuil bestaat grofweg uit een straal van 250m rondom het erf.
Dit zijn enkele beheertips om het leefgebied voor de steenuil te verbeteren:
- Aanleg en onderhoud van een hoogstamboomgaard en andere kleinschalige houtige landschapselementen, zoals knotbomen, struweelhagen, etc.
- Laten staan van overhoekjes.
- Afwisseling creëren tussen lang en kort gras met begraasde weides.
- Afstand creëren tussen afrastering waardoor ertussen ruigte kan groeien.
- Muizenrijke plekken creëren met de aanleg van een takkenril of muizenruiter of kleinschalig graanveldje.
- Gebruikmaken van steenuilvriendelijke drinkbakken voor vee.
- Nestkasten gebruiken die minder toegankelijk zijn voor predatoren, zoals een steenmarter.
Pascal en Ronald geven aan dat we over het algemeen iets meer zouden moeten meebewegen met de ongemakken die ook komen kijken bij het wonen in het buitengebied.
De meest geliefde erfvogel van Nederland
De steenuil is een ontzettend geliefde vogel. Doordat hun ogen voor op hun kop zitten, lijkt het alsof je contact kunt maken. Veel mensen hebben een hechte relatie met hun mede-erfbewoners.
“Sommige mensen denken dat ze een steenuil op hun erf hebben, maar eigenlijk wonen zij in een steenuilenterritorium. Je wordt gedoogd door de steenuil.”
De steenuil is niet alleen geliefd, maar ook een goede graadmeter en gidssoort van de basiskwaliteit natuur. Als je het leefgebied van de steenuil verbetert, geef je daarmee de hele biodiversiteit in de omgeving een flinke opkikker.
STONE
Honderden vrijwilligers zijn actief met steenuilen. Als je vragen hebt over steenuilen, kijk op de STONE website en ga op zoek naar de contactpersoon in jouw regio.
Dit kennisuur wordt georganiseerd door BoerenNatuur en Hogeschool Van Hall Larenstein, en is onderdeel van het EU-project LIFE-IP All4biodiversity en de Kennismakelaar Boerenlandvogels. Het doel van beide projecten is om kennisuitwisseling te stimuleren tussen onderzoekers, agrarische collectieven, terreinbeherende natuurorganisaties, vrijwilligers en boeren.