Veefokker kan kiezen uit bijna 200 fokwaarden
Veel gewenste eigenschappen van een koe hebben een erfelijke basis. Je kunt denken aan het uiterlijk, vruchtbaarheid, vitaliteit van het kalf, uiergezondheid of de samenstelling van de melk. Wil een melkveehouder zijn veestapel verbeteren, dan moet hij voor inseminatie een juiste stierkeuze maken. Sinds de introductie van fokwaarden in 1978 is dat makkelijker geworden. Toen werden de eerste fokwaarden geïntroduceerd voor de productie van melk, vet en eiwit. Later kwamen er meer fokwaarden bij. Op dit moment zijn er per dier zo'n 180 fokwaarden beschikbaar, schrijft vakblad Veeteelt in het artikel 'Fokwaarden zijn er nooit te veel'.
DNA-informatie
De eerste beschikbare fokwaarden gaven informatie over uiterlijk en productie. Later kwamen fokwaarden beschikbaar voor andere kenmerken zoals levensduur en diergezondheid. De fokwaarden waren aanvankelijk gebaseerd op managementgegevens die door veehouders verzameld werden. Nu is het ook mogelijk fokwaarden te baseren op informatie uit het het DNA. Zo konden in 2015 fokwaarden voor voerefficiëntie bepaald worden.
Fokwaarde kiezen
Je kunt je afvragen of er langzamerhand niet te veel fokwaarden zijn. Hoe maak je een geschikte keuze? Er is wel discussie over fokwaarden, schrijft het vakblad. Er zijn altijd wel fokwaarden die volgens sommigen geschrapt kunnen worden, maar anderen vinden die fokwaarden juist weer onmisbaar.
Veehouders selecteren soms heel gericht op bepaalde fokwaarden, zoals Jan van der Wind uit Woudenberg. Hij vindt klauwgezondheid heel belangrijk en let daarom sterk op de fokwaarde beengebruik. Veehouders kunnen met hulp van een tool, de Bedrijfsgebonden Index (BGI) op de website van GES (Genetische Evaluatie Stieren) hun eigen totaal index vaststellen. En veehouders die zich niet in de details van fokwaarden willen verdiepen kunnen fokkerijadviseurs inschakelen.
(Bron foto: Shutterstock)