Verdienmodellen voor agro-ecologie bij onze zuiderburen
Onderwerp
korte voedselketen, samenwerken
Interessant voor
agrariërs, ondernemers, consumenten
Efficiëntie, zowel bij de boer als in de winkel. Daar draait het onder andere om bij Quentin Fabrique en Julien de Brouwer van The Barn. Zij stonden in 2017 aan de wieg van een samenwerking tussen producenten en winkels, waarbij de focus op lokaal geteelde biologische producten ligt. “Door te werken met een beperkter aantal producten en die in grote volumes aan te bieden, kunnen we de marges laag houden”, zegt De Brouwer, medeoprichter van The Barn. “We spreken dan ook liever van een markt dan van een winkel.”
De marge ten opzichte van de groothandelsprijs is maximaal twintig procent. De teler garandeert twee à drie leveringen per week en neemt de transportkosten naar de winkel voor zijn rekening. “Omdat we grote volumes afnemen rijden we met volle bestelwagens. Ook kunnen we producenten elke week uitbetalen, wat veel sneller is dan in een gangbare winkel”, zegt De Brouwer.
Eerlijke voedselketens
The Barn is een van de acht voorbeelden die aan bod komt in de uitgave ‘De kracht van samenwerking in eerlijke voedselketens’. Partijen als ILVO, BioForum, CCBT, Voedsel Anders en Steunpunt Korte Keten laten succesvolle Belgische samenwerkingen in de voedselketen zien. Het is het resultaat van het Living Lab Agro-ecologie en Biolandbouw (LLAEBIO).
Bij agro-ecologie wordt voor de voedselproductie niet alleen gekeken naar ecologie, maar ook naar sociale rechtvaardigheid, economische veerkracht en de ondersteuning van lokale gemeenschappen. De focus ligt onder andere op biodiversiteit, gezonde dieren en een gezonde bodem, en het beperken van de negatieve impact van voedselproductie op het milieu. Maar het draait ook om begrippen als verbinding in de rest van de keten, en een eerlijke prijs voor producten.
Alternatieve verdienmodellen
De agro-ecologische landbouw zoekt naar alternatieve verdienmodellen. Daarbij gaat het om korte voedselketens, waarbij producent en consument een directe relatie hebben. Het lokale karakter staat vaak centraal. Groente, zuivel of vlees worden in de directe omgeving verkocht. Ook hebben boeren en tuinders veel meer invloed op de prijs die voor producten betaald moet worden. Daardoor kunnen zij weer gemakkelijker investeren in een duurzame bedrijfsvoering.
Dat betekent dat de producent ook meer de rol van verwerker, marketeer, verkoper of transporteur krijgt. Die extra inspanningen kunnen opgevangen worden door samenwerkingsverbanden, door taken uit te besteden of een lokale economie op te zetten. De handen ineenslaan kan op bedrijfsniveau, tussen een aantal producenten, op ketenniveau met verwerkers of verkopers en met overheden voor het faciliteren van vraag en aanbod.
In Nederland
Voorbeelden van samenwerking zijn bijvoorbeeld een appelteler die met een lokale bakker appelwafeltjes ontwikkelt. En een coöperatie van landbouwers die hun producten op één plaats (een hub) verzamelt om van daaruit, via een logistieke partner, de producten af te zetten bij particulieren, retailers, horecazaken en scholen. In Nederland is Boerschappen een van de partijen die een dergelijke rol voor haar rekening neemt. Ook zijn er tal van initiatieven als de verkoopautomaten van Appeltje-Eitje in Gelderland of het concept Landwinkel met bijna 90 verkooppunten verdeeld over het land.
Tussen 2007 en 2020 is de omzet van de directe verkoop van boerderijproducten in Nederland verviervoudigd, tot naar schatting 370 miljoen euro. Ongeveer een derde van die omzet komt van zo’n 750 middelgrote boerderijwinkels. Mede aangewakkerd door de coronapandemie zat de lokale verkoop de afgelopen jaren in de lift.