Voorkomen onnodig lijden goede basis voor omgaan met wilde dieren
Zorgplicht Natuurlijk Gewogen
De belangstelling in de samenleving voor het welzijn van in het wild levende dieren is groot. Dat is onder meer gebleken bij het beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen, bij het beheer van de damherten in de Amsterdamse Waterleiding Duinen en bij de bultrug die strandde op de Razende Bol bij Texel. Hiermee is het beheer van deze dieren niet langer uitsluitend een zaak van de biologen, ecologen en terreinbeheerders.
Centraal staat nu de vraag hoe overheid en natuurbeherende organisaties omgaan met het welzijn van dieren in de natuur en hoe dat wordt afgewogen ten opzichte van andere belangen. In een poging een antwoord te vinden op deze vraag heeft de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) de zienswijze 'Zorgplicht Natuurlijk Gewogen' opgesteld waarin een kader wordt geschetst voor de menselijke zorgplicht voor semi- en nietgehouden dieren. Deze zienswijze is in januari dit jaar aan de tweede Kamer aangeboden. Het ministerie van EZ heeft toen tevens toegezegd een inhoudelijke reactie voor te bereiden na het peilen van de reacties van verschillende betrokken organisaties.
Waardering voor zienswijze
Uit een ronde tafel bijeenkomst, belegd door staatsecretaris Dijksma van EZ met deelnemers van de kant van terreinbeheerders, natuurorganisaties, dierenbeschermers, jagers en wetenschappers, blijkt waardering voor de zienswijze. Het biedt een kader bij besluiten over het welzijn van dieren en helpt om te bepalen of er wel of niet moet worden gehandeld. De RDA neemt de morele verantwoordelijkheid voor het welzijn van dieren als vertrekpunt dat verplicht tot onderzoek hoe in een specifieke situatie de zorgplicht ingevuld moet worden. Deze zorgplicht wordt niet bepaald door het feit of een dier wel of geen houder heeft, maar door de mate waarin de mens de zelfredzaamheid van een dier inperkt. De zorgplicht kan reden zijn om wel of niet in te grijpen. Dat is afhankelijk van de situatie.
De RDA gaat uit van de juridische bepaling dat onnodig lijden voorkomen moet worden, met onderscheid in noodzakelijk lijden (verbonden aan het doel dat het lijden veroorzaakt), onvermijdbaar lijden (afhankelijk van externe, niet te beïnvloeden factoren) en aanvaardbaar lijden (maatschappelijk geaccepteerd). De noodzakelijkheid en onvermijdelijkheid van lijden worden in eerste instantie door de beheerder ingeschat. Vervolgens is het van belang om te onderzoeken of er maatschappelijk draagvlak is voor deze beoordeling, want dat bepaalt of er sprake is van ‘aanvaardbaar’ lijden. In de ronde tafel bijeenkomst kwam naar voren dat situationele factoren bepalen of er sprake is van noodzakelijk lijden. Het doel van een natuurgebied is een andere dan van een recreatiegebied. Bij wilde dieren in ruime arealen is de zorgplicht miniem en heeft die de vorm van een afblijfplicht.
Oostvaardersplassen goed voorbeeld
Een goed voorbeeld van het nut van de concepten die de RDA nu in bredere zin hanteert, is de toepassing ervan in het advies van de commissie-Gabor in 2010, dat de basis is voor het huidige beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen. De commissie stelde vast dat in de Oostvaardersplassen de begrenzing van het gebied door de mens wordt bepaald en concludeerde dat grote grazers in de Oostvaardersplassen zich bevinden tussen volledig wild en gedomesticeerd/beheerd. Vertrekkend vanuit de natuurdoelstellingen voor dit specifieke gebied, kreeg de door de commissie geadviseerde zorgplicht uiteindelijk de vorm van ‘vroegreactief beheer’. Daarbij worden dieren tijdig afgeschoten, als duidelijk is dat zij de winter niet zullen halen en zo wordt onnodig lijden beperkt.
(Bron foto: ICMO2)