Waar blijven de kuikens? Gezenderde kievit levert verrassende inzichten
Onderwerp
Weidevogelbeheer
Interessant voor
Melkveehouders en terreinbeheerders
Op een pas gemaaid stuk grasland in de buurt van het Brabantse dorpje Eethen leegt student Róisín Normanly een insectenval. In de felblauwe vloeistof van de val drijft de oogst van een week. De dode insecten gaan ter inventarisatie mee naar het lab in Wageningen. Elders zijn nog vijf zogeheten referentiepunten. Samen geven ze een beeld van de insectenstand in dit kleine gebiedje in het Land van Heusden en Altena.
Dat beeld is nodig om te begrijpen waarom kievitkuikens die hier worden geboren zo moeilijk ‘vliegvlug’ worden, zoals onderzoeker Tim Visser het uitdrukt. Dat betekent: oud genoeg om uit te vliegen. Want daar zit een probleem.
Het gaat slecht met de kieviten in ons land. ‘Het aantal kieviten neemt 5 procent per jaar af. Nu zijn er naar schatting nog ongeveer 120.000 broedparen in ons land. Sinds de eeuwwisseling daalt het aantal sterk. Dat komt vooral doordat er te weinig kuikens groot worden.’
Sinds april doet Visser, samen met Sovon Vogelonderzoek Nederland en bureau Altenburg & Wymenga onderzoek naar de sterfte van kievitkuikens. Voor het eerst wordt dat gedaan door moedervogels te voorzien van gps-zenders.
Op zes plekken in het land zijn zes broedende kieviten van een lichte (4,5 gram) gps-zender voorzien. ‘Door de moeders te volgen, weten we ook waar de jongen zijn’, legt Visser uit. ‘We hobbelen dus achter de moeders aan en meten daarbij zaken die we relevant achten voor het overleven van de kuikens.’
Nestvlieders
Dat laatste gebeurt door op de verblijfplaatsen van de kuikens insectenvallen te plaatsen, bodemmonsters te nemen, de bodemvochtigheid te meten en de vegetatie (hoog, laag, etc.) in kaart te brengen. Visser: ‘Die gegevens worden vergeleken met de vaste meetpunten in het gebied. Zo zie je welk gezin zijn kuikens groot weet te brengen en wat de omstandigheden zijn die daarbij de doorslag geven. Zijn het de wormen in de bodem, de beschikbaarheid van insecten, de vochtigheid van de bodem? Dat soort dingen.’
Belangrijk te weten is dat kieviten nestvlieders zijn, licht Visser toe. ‘De kuikens gaan, nadat ze uit het ei komen, zelf op pad om voedsel te verzamelen.
De ouders beschermen en begeleiden hen daarbij. Insecten zijn vooral voor jonge kuikens van belang. Als ze ouder worden, eten ze steeds meer wormen. Maar die moeten dan wel beschikbaar zijn. En dat wordt bepaald door hoe hard en nat de bodem is. Een kievit heeft niks aan wormen die 50 centimeter diep zitten.’
De zenders leggen elk half uur de locaties van de vogels vast. Om de twaalf uur krijgt Visser die posities via het gsm-netwerk op zijn telefoon binnen. Dat maakt het volgen van de kieviten eenvoudig. ‘Er zijn best veel studies gedaan naar weidevogels, maar het was altijd moeilijk om de beesten te volgen. Je kunt ze van een kleurring voorzien, maar dan nog verlies je ze makkelijk uit het oog. Die zendertjes maken het een stuk eenvoudiger.’ En ze leiden tot verrassende observaties.
Honkvast
Zo lijkt het erop dat gezinnen met overlevende kuikens vaak lang op een vaste plek verblijven. Visser: ‘Ze zijn honkvast en kunnen met een gebiedje van enkele tientallen vierkante meters toe. Kennelijk is dat dan een goed plekje. Als ze gaan dwalen, weet je eigenlijk al dat het niet goed afloopt.’ En vogels waarvan het legsel mislukt, doen soms de gekste dingen. ‘Een vogel uit Friesland vloog naar Oekraïne. En eentje uit dit gebied in Brabant zelfs naar Rusland. Dat hebben we nog nooit eerder gezien.
Bekend is dat kieviten buiten het broedseizoen trekken, maar ín het seizoen, dat is echt spectaculair! We wachten nu af wat ze daar gaan doen. Het zou helemaal bijzonder zijn als ze daar nu gaan nestelen. Twee nesten in een seizoen, vele honderden kilometers uit elkaar. Alleen door vogels te zenderen, kom je achter dit soort dingen.’
Intussen is het duidelijk, terwijl de zomer nog goed en wel moet beginnen, dat 2022 een slecht kievitenjaar wordt. ‘We hadden hier zes legsels, met in ieder nest drie tot vier eieren. En we hebben maar één vliegvlug jong. De kuikens redden het hier gewoon niet. Op sommige andere onderzoekslocaties is het niet veel beter’, zegt Visser. ‘Dat is confronterend en niet leuk. Het geeft aan hoe problematisch de situatie is.’ Een verklaring voor het magere resultaat heeft hij wel. ‘Het is een moeilijk jaar. Het is heel lang droog geweest en droogte is slecht voor weidevogels. Vogels houden van een natte bodem, waar ze lekker in kunnen prikken. En ook de meeste soorten insecten, het stapelvoedsel van kievitskuikens, hebben natte omstandigheden nodig.’
Dan is er nog de predatie. Visser wijst op een bruine kiekendief die achterna wordt gezeten door een stuk of tien kieviten. ‘Gebrek aan geschikt habitat maakt de kuikens extra gevoelig voor predatie. Vooral als de gezinnen gaan dwalen door het gebied, op zoek naar een geschikt grasland.’
In een vlakbij gelegen ondergelopen stuk land foerageert een groep kieviten langs de waterkant. Visser pakt zijn telescoop erbij om te kijken of er een van zijn kieviten bij zit. Nog ruim een maand duurt de studie. ‘We gaan door tot ze stoppen met broeden. En het kan nog; kieviten hebben meerdere broedsels per seizoen.’
Zenderen
Kieviten een zender om doen, is een tijdrovend karweitje. De vogels zijn van nature schuw. In de studie van Tim Visser worden de moedervogels gevangen tegen het einde van het broeden. ‘Als de eieren op uitkomen staan, is de broeddrang het grootst’, legt Visser uit. ‘Dan laten ze zich niet afschrikken.’ Eerst worden de eieren van het nest gehaald en vervangen door fopeieren. Dan wordt een klapval over het nest geplaatst. Vervolgens is het wachten tot de moeder terugkeert. ‘Als ze een gespannen touwtje raakt, klapt de val dicht’, zegt Visser. ‘De vogel krijgt een zendertje om, je laat ‘m vrij en legt de echte eieren weer terug.’ De wisseltruc met de eieren is uit voorzorg, opdat ze niet worden beschadigd.
Binnenlands probleem
De grutto is onze nationale vogel. Maar er is weinig Hollandser aan een Hollands weidelandschap dan de kievit. Nog wel, tenminste. Sinds de jaren ‘80 van de vorige eeuw maakt het aantal broedvogels een vrije val. Vooral sinds de eeuwwisseling gaat het met een jaarlijkse afname van 5 procent hard. En de oorzaak ligt vooral in ons land. Kieviten trekken weliswaar, maar de overleving van volwassen vogels, die buiten het broedseizoen in het buitenland verblijven, is hoog en constant. De achteruitgang van het aantal vogels is dus een ‘binnenlands’ probleem. De reproductie schiet volgens studies van Sovon tekort. Met name het grootbrengen van de jongen lijkt steeds moeilijker te worden. De studie van Visser is een poging om de oorzaken daarvan bloot te leggen.