Welke effecten heeft langdurig laag eiwit voeren op melkvee?

Onderwerp
eiwit, emissie, melkproductie
Interessant voor
melkveehouders, adviseurs, beleidsmakers, onderzoekers
In een publiek-private samenwerking met Vereniging Diervoederonderzoek Nederland (VDN) en medefinanciers het Melkfonds en LVVN werkten onderzoekers van WUR de afgelopen tweeënhalf jaar op de Dairy Campus in Leeuwarden aan een onderzoek naar de effecten van langdurig laag eiwit voeren bij melkvee.
“Wat wij wilden doen, is met een praktische opzet de effecten van een laag-eiwit rantsoen op de koe zelf in kaart brengen.”
Gezondheid van koe en kalf
Projectleider Axel van Ruitenbeek (WUR) licht toe: ''Er zijn inmiddels meerdere onderzoeksprojecten die zich richten op de effecten van langdurig laag eiwit voeren, zoals via het programma Koe & Eiwit. Wat wij wilden doen, is met een praktische opzet de effecten van een laag-eiwit rantsoen op de koe zelf in kaart brengen.'' Jacob Goelema van De Heus Voeders, één van de bedrijven die deelneemt aan VDN, vult aan: ''Als veevoederbedrijven willen we beter begrijpen wat een laag-eiwitrantsoen doet met de koe. We kijken dan onder meer naar haar vruchtbaarheid en de gezondheid van zowel de koe als het kalf. Vooral de effecten op de lange termijn zijn nog onvoldoende bekend.''

Bron foto: ©Integraal Aanpakken
Praktische handvaten bij verlagen eiwitgehalte
De melkveehouderijsector staat voor een flinke uitdaging: de uitstoot van ammoniak en methaan moet omlaag. Minder eiwit in het voer betekent minder stikstofuitscheiding en dus lagere ammoniakemissies, maar het vraagt om een zorgvuldige afweging om de balans in de bedrijfsvoering niet te verstoren. Tegelijkertijd is het belangrijk om te waarborgen dat de koeien gezond blijven en voldoende melk produceren.
''Koeien zijn gewoontedieren,'' zegt Van Ruitenbeek. ''Dat betekent dat je niet zomaar ineens hun rantsoen drastisch moet veranderen. Dat kan leiden tot een verminderde voeropname en melkgift of problemen geven in de gezondheid. Door een zorgvuldig en langdurig onderzoek op te zetten willen we praktische handvaten geven bij de vraag hoe je de hoeveelheid eiwit in het voer geleidelijk kunt verlagen.''
Aansluiten bij veranderende eiwitbehoefte
Van Ruitenbeek en zijn collega’s voerden het onderzoek uit met 64 koeien, tijdens twee aansluitende lactatieperiodes. Alle koeien hadden voorafgaand aan de proef minimaal één volledige lactatie volbracht, zodat hun gegevens al bekend waren. Het onderzoek vond plaats op Dairy Campus in Leeuwarden, een onderzoekslocatie die volledig is ingericht voor langdurige voederproeven. Daarbij werd bewust gekozen voor een praktische opzet, waarbij de eiwitgift meebeweegt met de eiwitbehoefte van de koeien tijdens hun lactatie. Er werd een groep op 133, 143 en op 154 RE gevoerd. De precieze cijfers zijn terug te vinden in de volgende figuur:

In de praktijk betekent dit dat het rantsoen in het begin van de lactatie – wanneer de melkproductie hoog is – meer eiwit bevat, terwijl het eiwitgehalte later in de lactatie juist wordt verlaagd. ''Dat is belangrijk,'' van zegt van Ruitenbeek. ''Veel onderzoeken werken met een vast voerschema, maar in de praktijk verandert de eiwitbehoefte van de koe. Wij wilden dus een opzet die daar beter bij aansluit.''
Om dit te realiseren, gebruiken de onderzoekers twee soorten krachtvoerbrokken: één met een laag eiwitgehalte en één met een hoog eiwitgehalte. Door deze in verschillende verhoudingen aan te bieden, wordt het eiwitgehalte in het voer afgestemd op de behoefte van de koeien. ''De hoeveelheid krachtvoer is voor alle koeien gelijk, maar de verhouding tussen de twee brokken verschilt,'' legt van Ruitenbeek uit.
“Veel onderzoeken werken met een vast voerschema, maar in de praktijk verandert de eiwitbehoefte van de koe. Wij wilden dus een opzet die daar beter bij aansluit.”
Langdurig en realistisch
Het onderzoek werd uitgevoerd over een langere periode: twee volledige lactaties, wat neerkomt op een onderzoekstermijn van ruim twee jaar. ''Dat is best bijzonder,'' vertelt van Ruitenbeek. ''Veel proeven duren een paar maanden, maar wij willen juist weten wat er gebeurt als je langdurig met dit voerschema werkt.'' Goelema vult aan: ''Dit soort onderzoeken is wel in het buitenland, maar niet in Nederland gedaan.''

Bron foto: ©Integraal Aanpakken
De onderzoekers volgden de koeien van het moment dat ze afkalven, door de volledige lactatie heen, tot aan het moment dat ze opnieuw afkalven. Dit geeft een compleet beeld van de prestaties van de koe over een langere periode – niet alleen wat betreft productie, maar ook qua gezondheid en weerstand. Daarbij werd gebruikgemaakt van data zoals melkproductie, voerefficiëntie, diergezondheid, bloed- en mestanalyses.
Laag eiwitgehalte en diergezondheid
De onderzoekers wilden ook weten wat langdurig laag eiwit voeren betekent voor de gezondheid van de koeien. Van Ruitenbeek vertelt: ''Er is al veel bekend over het effect van minder eiwit op stikstof in de urine en de ammoniakemissie, maar niet over de gevolgen voor de koe zelf op de lange termijn.'' Goelema signaleert dat daar in de praktijk volop vragen over zijn. ''Veel melkveehouders die wij adviseren vragen zich af of langdurig laag eiwit voeren niet slecht is voor de gezondheid van hun vee of negatieve effecten heeft op de melkproductie.''
''Wij zoeken naar het optimum tussen melkproductie, vermindering van stikstofuitstoot en diergezondheid,'' legt van Ruitenbeek uit. ''We nemen melk-, bloed-, urine-, mest- en pensvloeistofmonsters af op vaste momenten en kijken naar de eiwitopname van de koe. De resultaten zijn nog niet bekend, maar we vermoeden dat er sprake is van een optimaal eiwitniveau en dat een hoger eiwitniveau als veiligheidsmarge gezien kan worden. Het is de vraag hoeveel veiligheidsmarge nog wenselijk is.''
Focus op het dier
Wat dit project uniek maakt, is niet alleen de lange looptijd en het realistische karakter, maar ook de focus op het dier. Van Ruitenbeek benadrukt: ''We willen niet alleen weten wat er gebeurt met ammoniak-en methaanuitstoot, maar juist wat het voor het dier zelf betekent. Want alleen als de dieren gezond en productief blijven, is het echt haalbaar om dit op grote schaal toe te passen.'' De koeien die in dit onderzoek werden gevolgd stonden de gehele tijd op stal, om een gecontroleerde onderzoek setting te realiseren.
''In de praktijk staan koeien natuurlijk niet de hele tijd op stal, maar dit geeft ons de gelegenheid om het proof-of-principle te testen,'' zegt Goelema. ''Je stelt vast bij welk eiwitgehalte een koe wel of niet in de problemen komt. Van daar uit kunnen we een vertaalslag maken naar de praktijksituatie met meer beweiding en aanvulling met krachtvoer.''
“Veel melkveehouders zijn bezig met het verlagen van het eiwitgehalte in hun rantsoen, maar weten niet in hoeverre zij kunnen verlagen of hebben vragen over de langetermijneffecten. Dit onderzoek kan belangrijke inzichten opleveren over wat werkt, in welke mate, wat niet werkt en hoe je dat in de praktijk kunt aanpakken.”
Veevoedersector: eiwitbenutting en aminozuren
Het project sluit direct aan bij actuele vraagstukken in de sector: via VDN is de meer praktische invalshoek van laag-eiwitrantsoenen goed in beeld. Goelema: ''Veel melkveehouders zijn bezig met het verlagen van het eiwitgehalte in hun rantsoen, maar weten niet in hoeverre zij kunnen verlagen of hebben vragen over de langetermijneffecten. Dit onderzoek kan belangrijke inzichten opleveren over wat werkt, in welke mate, wat niet werkt en hoe je dat in de praktijk kunt aanpakken.''
In een vervolgonderzoek dat binnen dezelfde PPS is opgestart zoomen onderzoekers en veevoerbedrijven in op eiwitbenutting en essentiële aminozuren. ''We willen graag weten of we, als we naar een lager eiwitniveau toegaan, bepaalde negatieve effecten kunnen opvangen die ontstaan op het niveau van aminozuren,'' zegt Goelema. ''Dat is het ontbrekende puzzelstuk. Mogelijk kunnen we die effecten opvangen door te kijken naar individuele aminozuren.''
Vooruitblik op de resultaten
In mei werd bij de laatste van de 64 deelnemende koeien de metingen afgerond. De komende maanden worden de resultaten van het project verder geanalyseerd en besproken met projectpartners. ‘We verwachten dat deze resultaten in het najaar beschikbaar zijn’ zegt Van Ruitenbeek. In een volgende nieuwsbrief van Integraal Aanpakken lichten we de resultaten en de praktische handvaten voor melkveehouders verder toe.