Meststoffen: vermijd overmaat en zorg voor een goede basisvoorraad
Planten hebben naast stikstof en fosfaat andere voedingsstoffen nodig zoals kalium (K), magnesium (Mg), calcium (Ca), natrium (Na) en chloor (Cl). De beschikbaarheid van deze voedingsstoffen voor planten wordt beïnvloed door elkaars aanwezigheid. Een te hoge kaligift kan bijvoorbeeld leiden tot een magnesium of calciumgebrek.
Bij akkerbouwers leven veel vragen over de interacties van die verschillende elementen K, Mg, Ca, N. In hoeverre is de beschikbaarheid van invloed op de opbrengst en de kwaliteit van akkerbouwgewassen? Kun je bij een extra kaligift ook bijsturen met een extra magnesium- of calciumbemesting? Een rapport van het Nutriënten Management Instituut (NMI) zet de bestaande kennis over de interactie van die elementen op een rij.
Bodemvoorraad
Voor een goed bemestingsadvies vormt grondonderzoek de basis. Met zo'n bodemanalyse kun je heel goed vaststellen hoeveel van elke voedingsstof nodig is om te zorgen voor een gezond gewas. De bemestingsadviezen zijn vaak gebaseerd op de gedachte dat er van elk element een minimum hoeveelheid in de bodem aanwezig moet zijn. Maar er zijn ook andere benaderingen zoals de benadering van de bodembalans die is ontwikkeld door Albrecht en Kinsey. In die benadering zouden de nutriënten K, Mg en Ca in een vaste verhouding aanwezig moeten zijn voor een goede gewasgroei, optimale opbrengst en een goede bodemkwaliteit. Soms leidt dit tot tegenstrijdige adviezen.
Uit het rapport blijkt dat er voor de benadering van de bodembelans geen wetenschappelijk bewijs is. Veel belangrijker is dat de bodemvoorraad van de verschillende elementen voldoende is. Wanneer er voldoende Mg en Ca aanwezig is, heeft een extra bemesting met Mg en Ca geen zin. Een overmaat aan kalium kan de beschikbaarheid van Mg en Ca voor de plant wel negatief beïnvloeden. Het is daarom zinvol een K-overmaat te vermijden.
Kwaliteit
Aardappeltelers zijn geneigd extra kalibemesting te geven met het idee dat dit positief werkt op de kwaliteit van de aardappelen zoals op het zetmeelgehalte en de blauwgevoeligheid. Maar uit het rapport blijkt dat niet meer dan 10% van die kwaliteitskenmerken kan worden verklaard door de bemesting. Andere factoren als ras- of seizoenseffecten zijn veel belangrijker. Het heeft dus niet zo veel zin extra kali te geven. Belangrijker is dat de hoeveelheid stikstof (N) en kalium (K) voldoende is zodat er geen groeibeperkingen zijn.
Calcium zou ook een effect op de kwaliteit van consumptie- en pootaardappelen, kunnen hebben, maar daarover is maar heel beperkt informatie beschikbaar. De Ca-voorziening is meestal wel gewaarborgd, zo is te lezen in het rapport. Een Ca-tekort is voor het gevolg van een te lage pH of een gebrekkige vochtvoorziening. Met een kalkgift kun je de pH weer op peil brengen.
In het rapport worden een aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoek genoemd. Zo zou het goed zijn om na te gaan of het Na-advies voor suikerbieten op zandgrond nog steeds actueel is en zou het zinvol zijn veldproeven met aardappel uit te voeren gericht op de interactie tussen kalium en calcium.
(Bron foto: Thinkstock)