• rapport
    Uireka
    2022

    Effectiviteit inundatie op de Fusarium populatie voor de teelt van ui

    Fusarium in ui is een bodemgebonden ziekte die opbrengst- en kwaliteitsverliezen geeft met grote economische schade tot gevolg. Het verloop en de heftigheid van de aantasting verschilt van jaar tot jaar. Fusarium veroorzaakt al decennialang problemen en zal naar verwachting met de toekomstige klimaatvoorspellingen alleen maar toenemen als probleem in de uienteelt als we geen afdoende maatregelen ontwikkelen. Er wordt dan ook nog steeds gezocht naar geschikte bestrijdingsmaatregelen. Inunderen lijkt een effectieve methode om onder andere nematoden te doden. Deze proef moest een indicatie geven of inundatie ook mogelijk effectief is om de ziekte veroorzakende Fusarium schimmels te doden dan wel te reduceren. De proef werd gedurende 14 weken in emmers onder laboratoriumomstandigheden uitgevoerd. Er werden 5 behandeling bij 2 grondsoorten en 2 temperaturen met elkaar vergeleken. De behandeling “niet inunderen” werd vergeleken met de behandelingen “inunderen” en “inunderen met het toedienen van organisch materiaal”. Als organisch materiaal werd gebruik gemaakt van tarwestro, vers Italiaans raaigras en uienbollen. Grondsoorten met 16% en 27% afslibbaar werden gebruikt. Twee temperatuurregimes werden met elkaar vergeleken: één continuetemperatuur van 14 weken bij 16.5 oC en één met een variërend regime van 4 weken bij 16.5 oC, 4 weken bij 14 oC en 6 weken bij 12 oC (zomer respectievelijk herfst-temperaturen). Voor het bepalen van overleving van pathogeen Fusarium inoculum zijn 3 bronnen gebruikt: Fusarium werd opgekweekt op (1) grond, (2) tarwekorrels en (3) er werden door Fusarium aangetaste uienbollen gebruikt. Het inoculum werd in monsterzakjes in de emmers met grond gebracht. De overleving van Fusarium op grond werd na 8 en 14 weken getoetst en die op tarwekorrels en uienbollen na 14 weken. In de proef bleek een duidelijk verschil zichtbaar tussen de overleving van de pathogene Fusarium spp. bij niet inunderen(betere overleving) ten opzichte van wel inunderen zowel bij grond en uienbollen. De verschillen bleken statistisch betrouwbaar. Bij kweek van Fusarium op tarwekorrels werd geen verschil gemeten tussen niet inunderen en wel inunderen. Geen verschillen werden gevonden die samenhingen met de aard van het toegevoegde organisch materiaal. De twee grondsoorten lieten geen effect op het inundatieproces zien, terwijl verschillen in temperatuurregime geen eenduidig resultaat opleverden. Kijkend naar de effecten van inundatie op de overleving van Fusarium in verschillende inoculatievormen, zien we na grond en uien als medium 99% afdoding, terwijl na tarwekorrels Fusarium meestal normaal uitgroeide. Er zullen vervolgproeven nodig zijn om de resultaten van deze proef bevestigd te krijgen. De proef laat zien dat inundatie zeker perspectief kan bieden om in een relatief korte tijd een hoge besmettingsgraad te doen verlagen, maar een totale afdoding lijkt niet realistisch. Voor het behoud van lage besmetting op langere termijn zullen waarschijnlijk ook andere teeltmaatregelen genomen moeten worden, zoals een ruimere teeltrotatie voor de waardplanten van de voor ui pathogene Fusarium soorten en gebruik maken van resistente rassen zodra deze beschikbaar zijn. Er zullen langere termijn proeven nodig zijn om dit beter in beeld te krijgen.

  • rapport
    UIREKA
    2022

    Effectiviteit inundatie op de Fusarium populatie voor de teelt van ui

    Fusarium in ui is een bodemgebonden ziekte die opbrengst- en kwaliteitsverliezen geeft met grote economische schade tot gevolg. Het verloop en de heftigheid van de aantasting verschilt van jaar tot jaar. Fusarium veroorzaakt al decennialang problemen en zal naar verwachting met de toekomstige klimaatvoorspellingen alleen maar toenemen als probleemin de uienteelt als we geen afdoende maatregelen ontwikkelen. Er wordt dan ook nog steeds gezocht naar geschikte bestrijdingsmaatregelen. Inunderen lijkt een effectieve methode om onder andere nematoden te doden. Deze proef moest een indicatie geven of inundatie ook mogelijk effectief is om de ziekte veroorzakende Fusarium schimmels te doden dan wel te reduceren.De proef werd gedurende 14 weken in emmers onder laboratoriumomstandigheden uitgevoerd. Er werden 5 behandeling bij 2 grondsoorten en 2 temperaturen met elkaar vergeleken. De behandeling “niet inunderen” werd vergeleken met de behandelingen “inunderen” en “inunderen met het toedienen van organisch materiaal”. Als organisch materiaal werd gebruik gemaakt van tarwestro, vers Italiaans raaigras en uienbollen. Grondsoorten met 16%en 27% afslibbaar werden gebruikt. Twee temperatuurregimes werden met elkaar vergeleken: één continuetemperatuur van 14 weken bij 16.5 oC en één met een variërend regime van 4 weken bij 16.5 oC, 4 weken bij 14 oC en 6 weken bij 12 oC (zomer respectievelijk herfst-temperaturen). Voor het bepalen van overleving van pathogeen Fusariuminoculum zijn 3 bronnen gebruikt: Fusarium werd opgekweekt op (1) grond, (2) tarwekorrels en (3) er werden doorFusarium aangetaste uienbollen gebruikt. Het inoculum werd in monsterzakjes in de emmers met grond gebracht. Deo verleving van Fusarium op grond werd na 8 en 14 weken getoetst en die op tarwekorrels en uienbollen na 14 weken. In de proef bleek een duidelijk verschil zichtbaar tussen de overleving van de pathogene Fusarium spp. bij niet inunderen(betere overleving) ten opzichte van wel inunderen zowel bij grond en uienbollen. De verschillen bleken statistisch betrouwbaar. Bij kweek van Fusarium op tarwekorrels werd geen verschil gemeten tussen niet inunderen en wel inunderen. Geen verschillen werden gevonden die samenhingen met de aard van het toegevoegde organisch materiaal.De twee grondsoorten lieten geen effect op het inundatieproces zien, terwijl verschillen in temperatuurregime geen eenduidig resultaat opleverden. Kijkend naar de effecten van inundatie op de overleving van Fusarium in verschillende inoculatievormen, zien we nagrond en uien als medium 99% afdoding, terwijl na tarwekorrels Fusarium meestal normaal uitgroeide. Er zullen vervolgproeven nodig zijn om de resultaten van deze proef bevestigd te krijgen. De proef laat zien dat inundatie zeker perspectief kan bieden om in een relatief korte tijd een hoge besmettingsgraad te doen verlagen, maar een totale afdoding lijkt niet realistisch. Voor het behoud van lage besmetting op langere termijn zullen waarschijnlijk ook andere teeltmaatregelen genomen moeten worden, zoals een ruimere teeltrotatie voor de waardplanten van de voor uipathogene Fusarium soorten en gebruik maken van resistente rassen zodra deze beschikbaar zijn. Er zullen langere termijn proeven nodig zijn om dit beter in beeld te krijgen

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR, Business Unit PPO-AGV
    2016

    Het bodemschimmelschema : vernieuwd schema, 2016

    Deze studie over Nederlandse bodemschimmels heeft geleidt tot een eerste exemplaar van een overzichtelijk schema met gewassen in relatie tot schadepotentieel en vermeerdering. Achtergrondinformatie over waardplanten, vermeerdering en schade is verzameld en beschreven van vijftien schimmels in 40 landbouwgewassen. Per ziekte is aangegeven op welke grondsoort deze (hoofdzakelijk) voorkomt en welke substantiële schade deze kan veroorzaken. Deze informatie biedt nieuwe mogelijkheden om beter te anticiperen op de grilligheid en incidentie van bodemgebonden schimmels. Het rapport vloeit voort uit de financiering door PT en PA.

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
    2016

    Het bodemschimmelschema : vernieuwd schema, 2016

    Deze studie over Nederlandse bodemschimmels heeft geleidt tot een eerste exemplaar van een overzichtelijk schema met gewassen in relatie tot schadepotentieel en vermeerdering. Achtergrondinformatie over waardplanten, vermeerdering en schade is verzameld en beschreven van vijftien schimmels in 40 landbouwgewassen. Per ziekte is aangegeven op welke grondsoort deze (hoofdzakelijk) voorkomt en welke substantiële schade deze kan veroorzaken. Deze informatie biedt nieuwe mogelijkheden om beter te anticiperen op de grilligheid en incidentie van bodemgebonden schimmels. Het rapport vloeit voort uit de financiering door PT en PA.

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Business Unit PPO-AGV
    2014

    Het bodemschimmelschema

    Dit project betreft het ontsluiten van kennis via een internetapplicatie over de invloed van waardplant, plantgevoeligheid en bodemtype op bodemgerelateerde plagen en schimmels. Het schema bevat vijftien belangrijke bodemschimmels in zowel akkerbouw- als vollegrondsgroentegewassen, beschreven in aparte hoofdstukken. Elk hoofdstuk bestaat uit een algemene beschrijving, de levenscyclus, waardplanten en vermeerdering en de schade van de plaag. Voor iedere plaag is een bodemplagenschema gemaakt met een semi-kwantitatieve beschrijving van de schade en vermeerdering van de plaag op 40 landbouwgewassen, zoveel mogelijk gevolgd door een referentie.

  • rapport
    Praktijkonderzoek Plant & Omgeving
    2014

    Het bodemschimmelschema

    Dit project betreft het ontsluiten van kennis via een internetapplicatie over de invloed van waardplant, plantgevoeligheid en bodemtype op bodemgerelateerde plagen en schimmels. Het schema bevat vijftien belangrijke bodemschimmels in zowel akkerbouw- als vollegrondsgroentegewassen, beschreven in aparte hoofdstukken. Elk hoofdstuk bestaat uit een algemene beschrijving, de levenscyclus, waardplanten en vermeerdering en de schade van de plaag. Voor iedere plaag is een bodemplagenschema gemaakt met een semi-kwantitatieve beschrijving van de schade en vermeerdering van de plaag op 40 landbouwgewassen, zoveel mogelijk gevolgd door een referentie.