Ditylenchus dipsaci (stengelaaltje)
Waarschuwing ('rode lamp') voor het stengelaaltje, Ditylenchus dipsaci. Dit aaltje kan voorkomen in ui, tulp, aardappel, suikerbiet, mais, erwten, bonen en peen. Stengelaaltje is een quarantaine organisme waarvoor specifieke maatregelen gelden. De teelt van uitgangsmateriaal op besmette percelen wordt sterk afgeraden omdat het geproduceerde uitgangsmateriaal niet besmet mag zijn.
Rode lamp Ditylenchus dipsaci (stengelaaltje)
Waarschuwing ('rode lamp') voor het stengelaaltje, Ditylenchus dipsaci. Dit aaltje kan voorkomen in ui, tulp, aardappel, suikerbiet, mais, erwten, bonen en peen. Stengelaaltje is een quarantaine organisme waarvoor specifieke maatregelen gelden. De teelt van uitgangsmateriaal op besmette percelen wordt sterk afgeraden omdat het geproduceerde uitgangsmateriaal niet besmet mag zijn.
Waardplanten van het stengelaaltje Ditylenchus dipsaci
Poster met onderzoeksinformatie over de inventarisatie van het waardplantbereik van stengelaaltjespopulaties uit bolgewassen, en de invloed van akkerbouwgewassen, groenbemesters en vaste planten op de ontwikkeling van de aaltjespopulatie in de grond.
Waardplanten van het stengelaaltje Ditylenchus dipsaci
Poster met onderzoeksinformatie over de inventarisatie van het waardplantbereik van stengelaaltjespopulaties uit bolgewassen, en de invloed van akkerbouwgewassen, groenbemesters en vaste planten op de ontwikkeling van de aaltjespopulatie in de grond.
Onderzoek naar effect van bietenrassen en gebruik van granulaat op aantasting van suikerbieten door het stengelaaltje Ditylenchus dipsaci in 2006
Het effect van Vydate granulaat op aantasting van suikerbieten door het stengelaaltje Ditylenchus dipsaci. In 2006 zijn daarom twee proefvelden met verschillende rassen aangelegd op twee percelen op Noord-Beveland. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er zowel een effect is van het ras als van het gebruik van Vydate op aantasting door het stengelaaltje. Het is echter onduidelijk of deze resultaten zomaar zijn te vertalen naar een praktijkadvies, omdat er bij het stengelaaltje diverse rassen bestaan, die allemaal een verschillende waardplantenreeks hebben.
De betekenis van de toestand van de grond voor het optreden van aantasting door het stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci (Kuehn) Filipjev)
Field observations indicated that infestation by stem nematodes in rye and other crops depended on the type and condition of the soil. In laboratory experiments the mobility of these nematodes was greater in loams than in sands and much greater above a soil's moisture equivalent than at lower moisture contents. Great mobility could occur at both small and large pore volumes and average pore diameters. The mobility of stem nematodes in soil decreased as temperature increased and was often much greater in partially sterilized than in natural soil. A heat-labile water- soluble substance that reduced nematode activity could be extracted from certain soils in which nematode activity was small. A method of extracting nematodes, from plants was described.
Effect van bodemgesteldheid op de activiteit en de infectieusiteit van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) : Resultaten uit literatuuronderzoek
Stengelaaltjes zijn een probleem in meerdere belangrijke gewassen zoals ui, aardappel, suikerbiet, tulp en narcis. Stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) kunnen zich op sommige percelen vestigen en zich over het hele perceel verspreiden, terwijl op andere percelen de besmetting lokaal blijft of verdwijnt. Stengelaaltjes kunnen zeer lang in de grond overleven. Het is onduidelijk wat de bepalende factoren zijn die een grond geschikt maken voor vestiging en langdurige overleving. Kennis van deze factoren kunnen helpen de risico’s voor een teelt in te schatten, vestiging te voorkomen en besmettingen te saneren. Eerste doel van deze literatuurstudie was na te gaan of er sinds de jaren ‘50 van de vorige eeuw nieuwe aanwijzingen zijn die de geschiktheid van een bodem voor de vestiging van stengelaaltjes kunnen verklaren. Het tweede doel was na te gaan of er nieuwe technieken zijn die licht zouden kunnen werpen op de criteria voor ontvankelijkheid van een bodem voor stengelaaltjes. De bodem heeft zowel direct als indirect invloed op infectie van planten met stengelaaltjes. De bodem heeft direct invloed op de mate van natuurlijke sterfte en activiteit (beweeglijkheid) van stengelaaltjes, en daarmee de besmettingsgraad en kans dat de stengelaaltjes een waardplant bereiken. Indirect heeft de bodem invloed op infectie, doordat deze de weerbaarheid van de plant en daarmee het binnendringen van de waardplant en symptoomontwikkeling kan beïnvloeden. In het algemeen wordt gesteld dat zowel de overleving als de activiteit van stengelaaltjes hoger is op de zwaardere gronden in vergelijking met zandgrond. Een vochtige bodem en niet te hoge temperatuur zijn bevorderlijk voor infectie. Het is niet duidelijk wat de rol van organische stof is op het besmettingsniveau. Er is weinig informatie beschikbaar over het effect van pH op stengelaaltjes, al zijn er aanwijzingen dat er effect is afhankelijk van de grondsoort. Wel zijn er sterke aanwijzingen dat micro-organismen en/of biochemische bestanddelen invloed hebben op de activiteit van stengelaaltjes. Een nieuw ontwikkelde benadering om te bepalen of bodemactiviteit in het algemeen een relatie heeft met de activiteit van stengelaaltjes, zou een HWC-bepaling (heet-water extraheerbare koolstof) kunnen zijn van grond vanuit plekken met een hardnekkige besmetting in vergelijking met grond buiten deze besmettingshaarden. Deze meting is overigens alleen een maat voor de microbiële activiteit in algemene zin, maar geeft geen informatie over de betrokkenheid van specifieke bodemorganismen. De in ontwikkeling zijnde nieuwe technieken om inzicht te krijgen in de rol van bodemmicro-organismen (microbioombepaling) en van specifieke chemische bestanddelen (bv. gaschromatografie) zijn kostbaar en vergt vergelijken van een groot aantal monsters op zoek naar een onbekend verschil. Het is zeer wel mogelijk dat niet slechts één organisme of biochemisch bestanddeel een onderdrukkende werking heeft, maar dat het een combinatie van verschillende organismen en/of bestanddelen is die van plaats tot plaats kan verschillen. Het vinden van correlaties vanuit dergelijke microbioom- en HPLC-analyses wordt daarmee een omvangrijke en onzekere exercitie. Op basis van deze in 2021 uitgevoerde studie moet worden geconcludeerd dat er geen nieuwe criteria zijn gevonden die de kans op vestiging en overleving voorspellen. Afgezien van microbioombepalingen en gaschromatografie is er de laatste zeventig jaar weinig nieuw gereedschap ontwikkeld om in te zetten voor het vinden van een verklaring van tijdelijke of permanente vestiging van stengelaaltjes. Een begin kan zijn de proeven van Seinhorst met extracten van gronden die wel of niet de activiteit van stengelaaltjes remmen te herhalen en met moderne technieken de verschillen in de bodemextracten door te meten.
Effect van bodemgesteldheid op de activiteit en de infectieusiteit van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) : resultaten uit literatuuronderzoek
Stengelaaltjes zijn een probleem in meerdere belangrijke gewassen zoals ui, aardappel, suikerbiet, tulp en narcis. Stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) kunnen zich op sommige percelen vestigen en zich over het hele perceel verspreiden, terwijl op andere percelen de besmetting lokaal blijft of verdwijnt. Stengelaaltjes kunnen zeer lang in de grond overleven. Het is onduidelijk wat de bepalende factoren zijn die een grond geschikt maken voor vestiging en langdurige overleving. Kennis van deze factoren kunnen helpen de risico’s voor een teelt in te schatten, vestiging te voorkomen en besmettingen te saneren. Eerste doel van deze literatuurstudie was na te gaan of er sinds de jaren ‘50 van de vorige eeuw nieuwe aanwijzingen zijn die de geschiktheid van een bodem voor de vestiging van stengelaaltjes kunnen verklaren. Het tweede doel was na te gaan of er nieuwe technieken zijn die licht zouden kunnen werpen op de criteria voor ontvankelijkheid van een bodem voor stengelaaltjes. De bodem heeft zowel direct als indirect invloed op infectie van planten met stengelaaltjes. De bodem heeft direct invloed op de mate van natuurlijke sterfte en activiteit (beweeglijkheid) van stengelaaltjes, en daarmee de besmettingsgraad en kans dat de stengelaaltjes een waardplant bereiken. Indirect heeft de bodem invloed op infectie, doordat deze de weerbaarheid van de plant en daarmee het binnendringen van de waardplant en symptoomontwikkeling kan beïnvloeden. In het algemeen wordt gesteld dat zowel de overleving als de activiteit van stengelaaltjes hoger is op de zwaardere gronden in vergelijking met zandgrond. Een vochtige bodem en niet te hoge temperatuur zijn bevorderlijk voor infectie. Het is niet duidelijk wat de rol van organische stof is op het besmettingsniveau. Er is weinig informatie beschikbaar over het effect van pH op stengelaaltjes, al zijn er aanwijzingen dat er effect is afhankelijk van de grondsoort. Wel zijn er sterke aanwijzingen dat micro-organismen en/of biochemische bestanddelen invloed hebben op de activiteit van stengelaaltjes. Een nieuw ontwikkelde benadering om te bepalen of bodemactiviteit in het algemeen een relatie heeft met de activiteit van stengelaaltjes, zou een HWC-bepaling (heet-water extraheerbare koolstof) kunnen zijn van grond vanuit plekken met een hardnekkige besmetting in vergelijking met grond buiten deze besmettingshaarden. Deze meting is overigens alleen een maat voor de microbiële activiteit in algemene zin, maar geeft geen informatie over de betrokkenheid van specifieke bodemorganismen. De in ontwikkeling zijnde nieuwe technieken om inzicht te krijgen in de rol van bodemmicro-organismen (microbioombepaling) en van specifieke chemische bestanddelen (bv. gaschromatografie) zijn kostbaar en vergt vergelijken van een groot aantal monsters op zoek naar een onbekend verschil. Het is zeer wel mogelijk dat niet slechts één organisme of biochemisch bestanddeel een onderdrukkende werking heeft, maar dat het een combinatie van verschillende organismen en/of bestanddelen is die van plaats tot plaats kan verschillen. Het vinden van correlaties vanuit dergelijke microbioom- en HPLC-analyses wordt daarmee een omvangrijke en onzekere exercitie. Op basis van deze in 2021 uitgevoerde studie moet worden geconcludeerd dat er geen nieuwe criteria zijn gevonden die de kans op vestiging en overleving voorspellen. Afgezien van microbioombepalingen en gaschromatografie is er de laatste zeventig jaar weinig nieuw gereedschap ontwikkeld om in te zetten voor het vinden van een verklaring van tijdelijke of permanente vestiging van stengelaaltjes. Een begin kan zijn de proeven van Seinhorst met extracten van gronden die wel of niet de activiteit van stengelaaltjes remmen te herhalen en met moderne technieken de verschillen in de bodemextracten door te meten.
Ontwikkeling en routinematige implementatie van een moleculaire detectietechniek voor stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) en witrot (Sclerotium cepivorum) in grondmonsters
Samenvatting van de voordracht te houden op 30 november 2005 tijdens de Najaarsvergadering van de KNPV (Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging).
Ontwikkeling en routinematige implementatie van een moleculaire detectietechniek voor stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) en witrot (Sclerotium cepivorum) in grondmonsters
Samenvatting van de voordracht te houden op 30 november 2005 tijdens de Najaarsvergadering van de KNPV (Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging).
Stengelaaltje vraagt om alert telen
Van alle ziekten in de bloembollenteelt behoren aaltjes tot de groep lastig aan te pakken organismen. Hun optreden is grillig, de impact van een aantasting is soms zeer groot. In dertien afleveringen zet BloembollenVisie aaltjes in de schijnwerpers. In de derde aflevering de eerste van de vijf belangrijkste groepen aaltjes binnen de bloembollen : Ditylenchus.
Bemonstering Ditylenchus dipsaci in uien : protocol om snel en effectief aaltjes te detecteren in uien : ontwikkeld voor sorteer- & pakstations en exporteurs om het risico op D. Dipsaci in uien te verkleinen
Dit rapport is verschenen naar aanleiding van steeds frequenter voorkomende problemen met stengelaaltjes in uien. Enerzijds lijkt het probleem in het veld toe te nemen, maar bovenal stellen steeds meer landen specifieke eisen voor Ditylenchus dipsaci. Een aantal bestemmingen waar veel Nederlandse uien naar toe gaan kent zelfs een zogenaamde nul-tolerantie. Dit rapport gaat in op een eenvoudige methode waarmee individuele bedrijven snel en doelmatig partijen kunnen controleren op de aanwezigheid van aaltjes. Duidelijk moet zijn dat deze controles de officiële bemon-steringen en analyses niet kunnen vervangen, maar het risico dat een besmette partij wordt ingepakt en achteraf afgekeurd wel enorm verkleinen. Immers, de nieuwe bemonsteringsmethodiek is gericht op keuring van gereedstaand product. Het is dus zaak om het risico van besmetting zo klein mogelijk te maken.
Waardplanten van stengelaaltjes : veldonderzoek naar de waardstatus van akkerbouwgewassen, groenbemesters, vaste planten, voorjaarsbloemen en zomerbloemen voor Ditylenchus dipsaci rassen uit bloembollen
Het stengelaaltje Ditylenchus dipsaci is in Nederland in bloembolgewassen een quarantaine organisme. Binnen de soort worden op basis van het waardplantbereik verschillende rassen onderscheiden. Rassen die in bloembollen voorkomen, zijn het tulpen-, narcissen-, hyacinten-, uien-, en knoflookras. Over de waardstatus van akkerbouwgewassen, vaste planten en groenbemesters voor de stengelaaltjes in bloembollen is echter weinig bekend. Doel van dit project was het waardplantbereik van het tulpen-, narcissen- en hyacintenras voor een aantal bloembol- en niet bloembolgewassen te bepalen. Daarnaast is de genetische variatie tussen populaties stengelaaltjes uit bloembollen, akkerbouwgewassen en vaste planten door middel van AFLP-analyse onderzocht. Deze analyse had het doel te bepalen of stengelaaltjes uit verschillende gewasgroepen op basis van genetische verschillen te onderscheiden zijn.
Waardplanten van stengelaaltjes : veldonderzoek naar de waardstatus van akkerbouwgewassen, groenbemesters, vaste planten, voorjaarsbloemen en zomerbloemen voor Ditylenchus dipsaci rassen uit de bloembollen
Het stengelaaltje Ditylenchus dipsaci is in Nederland in bloembolgewassen een quarantaine organisme. Binnen de soort worden op basis van het waardplantbereik verschillende rassen onderscheiden. Rassen die in bloembollen voorkomen, zijn het tulpen-, narcissen-, hyacinten-, uien-, en knoflookras. Over de waardstatus van akkerbouwgewassen, vaste planten en groenbemesters voor de stengelaaltjes in bloembollen is echter weinig bekend. Doel van dit project was het waardplantbereik van het tulpen-, narcissen- en hyacintenras voor een aantal bloembol- en niet bloembolgewassen te bepalen. Daarnaast is de genetische variatie tussen populaties stengelaaltjes uit bloembollen, akkerbouwgewassen en vaste planten door middel van AFLP-analyse onderzocht. Deze analyse had het doel te bepalen of stengelaaltjes uit verschillende gewasgroepen op basis van genetische verschillen te onderscheiden zijn.
Preventie steeds belangrijker bij stengelaaltje
Elk voorjaar is het schrikken voor een aantal telers van tulpen. Er is stengelaaltje gevonden. Sinds het wegvallen van het Produktschap Tuinbouw is een schadevergoeding niet vanzelfsprekend en is er minder geld voor onderzoek. Aan de teler om vooral preventieve maatregelen te nemen. In dit artikel is de laatste stand van zaken te lezen.
Preventie steeds belangrijker bij stengelaaltje
Elk voorjaar weer is het schrikken voor een aantal telers van tulpen. Er is stengelaaltje gevonden. Sinds het wegvallen van het Productschap Tuinbouw is een schadevergoeding niet vanzelfsprekend, en is er minder geld voor onderzoek. Aan de teler om vooral preventieve maatregelen te nemen. In dit artikel is de laatste stand van zaken te lezen.
Aantonen stengelaaltje in uitschot: wel in lab, niet in praktijk
Stengelaaltjes vormen een sluipend probleem in de teelt van tulpen. Vaak wordt de teler toch door een aantasting verrast. De vraag aan PPO was om een financieel acceptabele en praktisch uitvoerbare test te ontwikkelen om al snel te weten of een partij tulpen is besmet met het tulpenstengelaaltje.
Aantonen stengelaaltje in uitschot: wel in lab, niet in praktijk
Stengelaaltjes vormen een sluipend probleem in de teelt van tulpen. Vaak wordt de teler toch door een aantasting verrast. De vraag aan PPO was om een financieel acceptabele en praktisch uitvoerbare test te ontwikkelen om al snel te weten of een partij tulpen is besmet met het tulpenstengelaaltje.
Stengelaaltje vraag om serieuze aanpak in onderzoek en praktijk
Overzicht van de laatste resultaten uit eerder onderzoek en bevindingen van nieuw gestarte proeven