Hoe gaat het nou echt met de Nederlandse bossen?
Onderwerp
Staat Nederlandse bossen
Interessant voor
Terreinbeheerders en beleidsmakers
Sinds de middeleeuwen verliezen we veel bos, doordat we hout benutten als bouwmateriaal en als brandstof. En doordat we landbouwgrond creëren. Vooral op de droge zandgronden maken eiken- en beukenbossen plaats voor heide, die boeren lange tijd gebruikten voor het houden van schapen. Op de heide steken de toenmalige bewoners plaggen, en vermengen die met mest om zo de akkers te voeden. Daardoor zijn halverwege de negentiende eeuw op de Veluwe nauwelijks meer bossen te vinden. Het totale areaal in Nederland in die tijd wordt geschat op maximaal 200.000 hectare.
In de twintigste eeuw komt de kentering. In de jaren 70 en 80 groeit het oppervlakte aan bos met een procent per jaar, vooral door de aanleg van recreatiegebieden rond de grote steden. Vanaf 1990 is het areaal bos ongeveer gelijk gebleven, en anno 2021 telt ons land 363.000 hectare bos. 'Voor de flora betekent dit een forse uitbreiding van potentieel leefgebied voor aan bossen gebonden soorten', staat in de Florabalans.
Bossen omgevormd
De kwaliteit van de bossen gaat vooruit. Sinds de jaren 80 vormen terreinbeherende organisaties naaldbossen om tot loofbossen, en tot gemengde bossen waarin zowel naald- als loofbomen staan. De gemiddelde leeftijd van de bomen is vandaag de dag boven de zestig jaar en het aantal honderdjarige bomen neemt snel toe. Ook zijn bossen steeds diverser qua boomsoorten en ondergroei.
Een ouder wordend bos heeft een iets lagere kroonbedekking, waardoor er meer licht op de bosbodem valt. Hierdoor zijn er meer struiken tussen de bomen te vinden. De hoeveelheid dood hout in bossen is in de afgelopen twintig jaar verdubbeld, waardoor houtbewonende paddenstoelen en korstmossen een nieuwe habitat hebben gekregen.
In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is over de periode 2017 tot 2021 de Zevende Nederlandse Bosinventarisatie (NBI-7) uitgevoerd. Daarin is voor het eerst ook de vitaliteit van bomen in beeld gebracht. Zorgen zijn er vooral over de es als gevolg van essentaksterfte, en over de fijnspar als gevolg van de letterzetterkever en droogte. Bovendien is de neerslag van stikstof in het overgrote deel van de Nederlandse bossen te groot, volgens de Florabalans.
Gemengde boodschap
Media en politici hebben de laatste bosinventarisatie aangegrepen om te concluderen dat het goed of zelfs beter dan ooit gaat met de Nederlandse bossen. Volgens Bas Lerink, onderzoeker en medeauteur van NBI-7, wordt dit rapport regelmatig verkeerd geïnterpreteerd. “Iemand die zegt dat het heel goed gaat met de bomen, moet het rapport nog even goed lezen. Het rapport draagt een gemengde boodschap uit”, zegt hij tegen de Nieuwscheckers, een initiatief van de opleiding Journalistiek en Nieuwe Media van Universiteit Leiden.
“Iemand die zegt dat het heel goed gaat met de bomen, moet het rapport nog even goed lezen. Het rapport draagt een gemengde boodschap uit.”
De zogenoemde bijgroei, de mate waarin bestaande bomen groeien, neemt de laatste jaren af. Dat komt voornamelijk door de droge zomers, zeggen de experts. “In het bos gaan veranderingen over het algemeen langzaam. Dus als er opeens bijna een verdubbeling van de sterfte is, dan is dat spectaculair”, aldus Lerink. Ook worden ‘tijdelijk aangelegde’ bossen gekapt en vormen natuurorganisaties bos om tot andere natuur, zoals heide.
Andere soorten winnen terrein
In de Florabalans staat dat bossen in de loop der tijd veranderen en dat daarmee ook de aanwezige flora verandert. De auteurs baseren zich naast de Bosinventarisaties ook op bronnen uit het Compendium voor de Leefomgeving en op trends vanuit meetnetten. Door klimaatverandering nemen noordelijke soorten als Stekende wolfsklauw sterk af, terwijl planten met een zuidelijke of Atlantische verspreiding toenemen, zoals de Geschubde mannetjesvaren en de Stippelvaren.
Een teveel aan stikstof in combinatie met droogte zorgt daarnaast voor strooiselophoping. Hierdoor blijft er minder kale grond over in het bos waarop zaden kunnen kiemen. Kleinere soorten, zoals Dalkruid en Zevenster, hebben het daardoor lastig. Ook invasieve soorten als de Amerikaanse vogelkers en de Reuzenbalsemien winnen terrein. Aan de rand van bosgebieden, nabij bebouwing, staan steeds vaker verwilderde tuin- en cultuurplanten, zoals de Atlantische klimop en Laurierkers.
Korstmossen en paddenstoelen
Hoe de natuur onder druk staat én tegelijkertijd floreert, blijkt vooral uit de inventarisatie van korstmossen. Dat zijn schimmels die samenleven met een groenwier of een cyanobacterie (in de volksmond: blauwalg). Het gaat niet goed met korstmossen die van nature in eikenbossen voorkomen. Korstmossen die kenmerkend zijn voor dit milieu zijn vaak uiterst gevoelig voor stikstof, vooral in de vorm van ammoniak. Ook paddenstoelen en andere mossen hebben daar last van.
Korstmossen in jonge loofbossen zijn juist bezig aan een spectaculaire opmars. In polderbossen met ogenschijnlijk weinig biodiversiteit groeien tegenwoordig allerlei soorten korstmossen. Veel van deze soorten waren tot voor kort zeldzaam in Nederland, of kwamen hier zelfs helemaal niet voor.