Vanuit je werkplek zicht op minstens drie bomen
Onderwerp
stadsbomen, groene stad
Interessant voor
beleidsmakers, hoveniers, groenvoorzieners, gemeenten
Bomen dragen in belangrijke mate bij aan het voorkomen van hittestress in de stedelijke omgeving. Ook heeft groen een positief effect op de gezondheid van mensen. Daarnaast kan de 3-30-300-regel een hulpmiddel zijn bij het verbeteren van de biodiversiteit. Een groot deel van de Nederlandse gemeentes past de 3-30-300-regel al toe, of wil deze gaan toepassen. Een goed voorbeeld vindt Professor Urban Forestry Cecil Konijnendijk het Máximapark in het Utrechtse stadsdeel Leidsche Rijn.
De wetenschapper is wereldwijd bekend om zijn onderzoek naar stedelijke bosbouw, oftewel urban forestry. Hij bedacht de 3-30-300-regel in Barcelona, tijdens een van de lockdowns als gevolg van de Covid-pandemie. “Iedereen kan het snappen, ook mensen die niks met bomen hebben”, zegt hij in een interview. “Met name de drie bomen: je kijkt uit het raam en je ziet direct of het klopt.”
Volgens Konijnendijk kun je naar het stedelijk groen kijken als één samenhangend ecosysteem dat bepaalde ecosysteemdiensten invult. “Als urban forester kijk je naar de bomen van de stad als een bosbouwer. Waarbij het doel natuurlijk geen houtproductie of wilde natuur is, maar zaken als waterretentie, het afvangen van fijnstof of reductie van hittestress”, zegt hij. “Boombeheerders hebben vaak de neiging om meer naar individuele bomen te kijken. Dat levert een principieel andere zienswijze op en maakt dat ik in de eerste jaren door collega’s in Wageningen en elders weleens met een meewarige blik werd aangekeken.”
“Iedereen kan het snappen, ook mensen die niks met bomen hebben. Met name de drie bomen: je kijkt uit het raam en je ziet direct of het klopt.””
In de praktijk
Hoe vertaalt de 3-30-300-regel zich in de praktijk? Femke Keegstra heeft als student aan de Hogeschool Van Hall Larenstein bekeken hoe gemeentes de vuistregel kunnen inzetten voor het verbeteren van de biodiversiteit. Daarvoor heeft ze onder meer in beeld gebracht welke plant- en diersoorten gebaat zijn bij het toepassen van de richtlijn, en welke maatregelen de biodiversiteit binnen gemeentes kunnen verbeteren.
Meer dan vijftig gemeentes namen deel aan een enquête van Keegstra. Uit de resultaten blijkt dat bijna driekwart van de gemeentes de 3-30-300 regel toepast, of toe wil passen. De helft wil met behulp van de regel ook de biodiversiteit in de stedelijke omgeving verbeteren. Gemeentes als Heemskerk en Emmen zien vooral op wijkniveau kansen door samen te werken met bewoners.
Verbeteren biodiversiteit
Volgens onderzoekers van Wageningen Environmental Research is er internationaal voldoende wetenschappelijk bewijs dat stedelijk groen een meerwaarde heeft voor biodiversiteit, gezondheid en leefbaarheid, en voor klimaatadaptatie. In de verkenning ‘Groennormen in de stad en omgeving’ pleiten onderzoekers ervoor om naast kwantiteit ook naar de kwaliteit van het groen te kijken. Ook zien ze meerwaarde in het meenemen van vergroeningsmaatregelen als voorwaarde om woningen te mogen bouwen.
Maatregelen die de biodiversiteit in stedelijke gebieden kunnen verbeteren, zijn onder andere het selecteren van inheemse plantensoorten op basis van verschillende bloeiperiodes, en het creëren van ecologische verbindingszones. Daardoor kunnen diersoorten zich eenvoudig bewegen tussen locaties waar ze voedsel, veiligheid, voortplantingsplekken en vocht kunnen vinden. Bomen in particuliere tuinen tellen in veel gemeentes overigens mee voor de 3-30-300-regel.